Bezittelijke voornaamwoorden

• Duits
• MBO
• Studiejaar 2

van het persoonlijk voornaamwoord
naar het bezittelijk voornaamwoord - 

die Personalpronomen > das Possesivpronomen

Singular - enkelvoud

ik	jij	hij	zij	het
mijn	jouw	zijn	haar	-
mein	dein	sein	ihr	-

van het persoonlijk voornaamwoord naar het bezittelijk voornaamwoord - 

das Personalpronomen > das Possesivpronomen

Plural- meervoud

wij	jullie	zij	u
ons	jullie	hun	uw
unser	euer	ihr	I hr

possesiv Pronomen

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Haustiere
mein Mann	meine Frau	mein Kind	meine Haustiere
	extra e		extra e

Possessivpronomen

mijn

jouw

zijn

haar

zijn

onze

jullie

hun

uw

mein(e)

dein(e)

sein(e)

ihr(e)

sein(e)

unser(e)

euer/eure

ihr(e)

Ihr(e)

ich-> der USB Stick
mijn USB stick

1. mein USB Stick
2. meine USB Stick

ich->das Handy (mobiele telefoon)
mijn mobiele telefoon

1. meine Handy
2. mein Handy

du-> die Bürolampe
jouw bureaulamp

1. dein Bürolampe
2. deine Bürolampe

er-> der Rollschrank (kastje op wielen)
zijn kastje op wielen

1. seine Rollschrank
2. sein Rollschrank

sie (zij e.v.)-> das Ladegerät (de oplader)
haar oplader

1. ihre Ladegerät
2. ihr Ladegerät

wir-> der Schlüssel
onze sleutel

1. unser Schlüssel
2. unsere Schlüssel

sie (mv)-> der Laptop
hun laptop

1. ihr Laptop
2. ihre Laptop

ihr-> die Adressenliste
jullie adressenlijst

1. euer Adressenliste
2. eure Adressenliste

Sie-> die Kaffeetasse
uw koffiekop

1. Ihr Kaffeetasse
2. Ihre Kaffeetasse

er-> die Flasche
zijn fles

1. sein Flasche
2. seine Flasche

du-> das Wörterbuch
jouw woordenboek

1. dein Wörterbuch
2. deine Wörterbuch

Ist das ________oder ________Adressenliste (vr) ?
Is dat onze of jullie adressenlijst?

1. unser oder euer
2. unsere oder eure

Ist das _________oder _________Schlüssel (m) ?
Is dat onze of jullie sleutel?

1. unser oder euer
2. unsere oder eure

Sind das _____oder _____Rechnungen (mv) ?
Zijn dat onze of jullie rekeningen?

1. unser oder euer
2. unsere oder eure