Beeldspraak

Beeldspraak
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Beeldspraak

Slide 1 - Slide

Vandaag:

H. 4 Beeldspraak (blz. 46)

Je leert wat beeldspraak is en kunt verschillende soorten beeldspraak herkennen. 

Slide 2 - Slide

Beeldspraak: met een beeld (b) wordt figuurlijk omschreven wat iemand letterlijk bedoelt, de werkelijkheid (w)

Zo maak je een boodschap duidelijker, opvallender of mooier. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Metaforen:
- vergelijking met verbindingswoord (ze is een schat van een meid)
- zuivere metafoor (je moet een dikke huid hebben)
- personificatie (de inrichting ademde rust uit)
- synesthesie (schreeuwende kleuren)

Slide 5 - Slide

Dat kwam wel een beetje uit de lucht vallen.
A
vergelijking
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 6 - Quiz

Met springtij slaan de golven woedend op de kust.
A
vergelijking
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 7 - Quiz

Op oudejaarsavond lijken sommige straten wel een oorlogsgebied.
A
vergelijking
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 8 - Quiz

Anke was zo boos dat ze alleen nog met bittere woorden kon antwoorden.
A
vergelijking
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 9 - Quiz

De sneeuw lag als een deken over het weiland.
A
vergelijking
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 10 - Quiz

Metonymia: ander soort relatie met de werkelijkheid. 

pars pro toto: Hé krullenbol, is je moeder thuis? 
abstractum pro concreto: De school ging op excursie. 
eponiem: In het museum hangt een echte Rembrandt. 

Blz. 47: alle varianten


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Maak opdracht 2 op blz. 48.

Je mag fluisterend overleggen.

Eerder klaar?

Werk verder aan je gedicht over een nieuwsbericht. Voeg een vorm van beeldspraak toe. 

Slide 13 - Slide