Klas 2 week 19 les 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met feesten en uitgaan

Wat ga je doen?

Ga naar Arrêt Chapitre 7

Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 

met een vouw in het midden

links: Frans

rechts: Nederlands

de woorden/zinnen van voca A op

Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood

Lesdoelen/buts

Aan het eind van de les:

- Heb ik de werkwoorden

avoir - être - faire - aller - vouloir - pouvoir

herhaald in de présent en passé composé

Zet het werkwoord in de présent
Je (avoir) un livre

Zet het werkwoord in de présent
Nous (avoir) un chien

Zet het werkwoord in de présent:
Tu (donner) de l'argent?

Zet het werkwoord in de présent:
Nous (être) en vacances

Zet het werkwoord in de présent:
Vous (faire) cela?

Zet het werkwoord in de présent:
Tu (pouvoir) regarder le film?

Zet het werkwoord in de présent:
Je (aller) au cinéma

Zet het werkwoord in de présent:
Ils (avoir) un chat

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire

In stilte werken zolang de timer loopt.

à la prochaine!

;

                              

                              les déchets dans la poubelle

                              

                              restez à ta place jusqu'à 59/29

Samen zorgen we voor een fijne werkplek in het lokaal!