VMBO Oefentoets 1

Gericht lezen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Gericht lezen

Slide 1 - Slide

mm





6. Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

doel 5 = amuseren

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De Hollandse wind
als baas

Slide 10 - Slide

7. Wat is het belangrijkste doel
van deze advertentie?
A
De lezer waarschuwen.
B
De lezer tot handelen aansporen.
C
De lezer amuseren.
D
De lezer informeren.

Slide 11 - Quiz

8. Voor wie is deze advertentie vooral bedoeld?
Voor mensen die
A
bij het bedrijf Eneco willen werken.
B
al klant bij Eneco zijn.
C
duurzame energie bij Eneco willen afnemen.
D
informatie over Eneco willen krijgen.

Slide 12 - Quiz

9. Welke twee aspecten worden in de foto bij deze advertentie vooral benadrukt?
A
De hoogte van het werk en de manier waarop de energie opgewekt wordt.
B
De hoeveelheid windturbines en de duurzaamheid van de energie.
C
De oer-Hollandse wind en het gevaar dat het werk met zich meebrengt.
D
De schone energie en de hoge korting die klanten krijgen.

Slide 13 - Quiz

Enig idee wat die frappuccino's kosten?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

12. De alinea's 2 en 3 horen bij elkaar. Welk kopje past het beste bij alinea's 2 en 3 samen?
A
Ontwikkelingen in het betalingsverkeer.
B
Minder waard worden van geld.
C
Gemakkelijker uitgeven van virtueel geld.
D
Afname van contant betalen.

Slide 16 - Quiz

13. De alinea's 4 en 5 horen bij elkaar. Welk kopje past het beste bij de alinea's 4 en 5 samen?
A
Gevoelig voor verleidingen.
B
Getriggerd door kortingen.
C
Geschrokken door uitgaven.
D
Gebrek aan inzicht.

Slide 17 - Quiz

14. “Ze vergelijkt het met vroeger (…)” (alinea 3) Welke vergelijking maakt Henriëtte Prast hier?
Ze geeft aan dat ...
A
virtueel geld en buitenlands geld gemakkelijk uitgegeven worden.
B
mensen nu te gemakkelijk geld uitgeven net als vroeger.
C
in Frankrijk net als in Nederland te gemakkelijk geld uitgegeven wordt.
D
Franse francs en virtueel geld beide als speelgeld gezien kunnen worden.

Slide 18 - Quiz

15. In de alinea’s 6 en 7 worden Piet-Jan Ottenhof en Hanneke van der Werf genoemd. Welke uitspreek past het beste bij deze personen?
Ottenhof en van der Werf zijn voorbeelden van mensen ...
A
die wat ouder zijn en daarom meer ervaring dan jongeren hebben in hoe ze met hun uitgaven om moeten gaan.
B
die net als een deel van de Nederlanders hun uitgaven niet heel belangrijk vinden, maar wel kritischer zijn gaan kijken naar hun uitgaven.
C
die kritisch kijken naar hun uitgavenpatroon net als het merendeel van de Nederlanders.
D
die behoren tot de huishoudens met een bovenmodaal inkomen en met name zijn gaan letten op kleine besparingen op hun uitgaven.

Slide 19 - Quiz

16. Wat is het belangrijkste doel van de schrijfster met deze tekst?
De schrijfster wil de lezer ...
A
informeren over hoe mensen met hun uitgaven omgaan.
B
ervoor waarschuwen om niet te grote uitgaven te doen in deze tijd.
C
ervan overtuigen dat hij beter moet letten op zijn uitgaven.
D
adviseren om meer inzicht te krijgen in zijn uitgavenpatroon.

Slide 20 - Quiz

17. Op welke wijze gebruikt de schrijfster de uitspraken van deskundigen in de tekst?
A
Zij trekt de juistheid van de uitspraken in twijfel.
B
Zij laat merken het oneens te zijn met de uitspraken.
C
Zij gebruikt ze vooral om haar eigen standpunt te onderbouwen.
D
Zij gebruikt ze om een verschijnsel te verklaren.

Slide 21 - Quiz

18. Hoe kun je de inhoud van alinea 8 het beste weergeven?
In alinea 8 wordt ...
A
een waarschuwing uitgesproken.
B
een toekomstbeeld geschetst.
C
een conclusie getrokken.
D
een advies gegeven.

Slide 22 - Quiz

19. Welke zin geeft de hoofdgedachte van de tekst weer?
A
Uit onderzoek blijkt dat ouderen en mensen die als kind geleerd hebben met geld om te gaan, bewuster met hun geld omgaan.
B
Uit onderzoek blijkt dat mensen tegenwoordig kritischer kijken naar hun uitgavenpatroon dan vroeger het geval was.
C
Er zijn mensen die hun geld te gemakkelijk uitgeven, maar die mensen kijken tegenwoordig wel wat kritischer naar hun uitgavenpatroon.
D
Er is een groep mensen die de neiging heeft dingen te kopen die niet echt nodig zijn en die groep wordt steeds groter.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Iets geleerd vandaag? Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet. 

Slide 29 - Mind map

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Mind map