tegenwoordige tijd

• Nederlands
• Secundair onderwijs

tegenwoordige tijd

Vervoeg in de voltooid tegenwoordige tijd:
lopen => hij ...

Vervoeg in de de voltooid tegenwoordige tijd:
branden => het ...

Vervoeg in de voltooid tegenwoordige tijd:
vinden => ik ...

Vervoeg in de voltooid tegenwoordige tijd:
schilderen => wij ...

Vervoeg in de tegenwoordige tijd:
koken => jij ...

Vervoeg het werkwoord in de ott (tegenwoordige tijd).

Dat ........ (raden) je in geen honderd jaar!

Vervoeg het werkwoord in de ott (tegenwoordige tijd).

Het gerucht ........ (verspreiden) zich als een lopend vuurtje.

Vervoeg het werkwoord in de ott (tegenwoordige tijd).

........ (rijden) jij of rijd ik?

Tegenwoordige tijd

rijden

Bilal ............... met de fiets naar school.

(Kruiden) de saus niet te sterk!

Tip

Tegenwoordige tijd

(Kruiden) de saus niet te sterk!

Tip

Tegenwoordige tijd

tegenwoordige tijd

rekenen

Ik ................. in mijn werkboek.

Je beteken... alles voor haar.
(tegenwoordige tijd)

1. betekend
2. betekende
3. betekent
4. betekendt

Tegenwoordige tijd

1. hij bediend
2. hij bedient
3. hij bediendt

Vervoeg in de tegenwoordige tijd.

1. vind
2. vint
3. vindt
4. vond

Vervoeg in de tegenwoordige tijd.

1. gebruikt
2. gebruikd
3. gebruikte
4. gebruiken

Geef de juiste vorm van de onvoltooid tegenwoordige tijd in onderstaande zin:

Het bos ......... (branden) volledig uit.

1. brant
2. brand
3. brandt
4. brandde

Zet in de tegenwoordige tijd: _________(branden) het vuur nog steeds?

1. Brand
2. Brandt