Jaarlaag 3 formatieve opdrachten werkstuk: onderzoeksvraag formuleren

Nederlands

Nodig: boek, laptop
Telefoon in telefoonzak
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Nodig: boek, laptop
Telefoon in telefoonzak

Slide 1 - Slide

Programma
Toevoegen Google Classroom
Deelnemen LessonUp
Hoofdvraag/deelvraag
Huiswerk: legendeverhaal inleveren: opdracht werkstuk lezen

Slide 2 - Slide

Toetsplanning
Boekpitch: 1 oktober
Werkstuk: peer feedback 17-10
Inleveren 29-10

Slide 3 - Slide

Zo was het toen
Ontwikkelen onderzoeksvaardigheid 
(nodig voor PWS bovenbouw)
Doel: 
Je leert aan welke criteria een goede onderzoeksvraag moet voldoen. 
Je stelt je eigen onderzoeksvraag op.


Slide 4 - Slide

Opdracht onderzoeksvraag
Een onderzoeksvraag moet duidelijk aangeven welke informatie je zoekt. 
Het moet een open vraag zijn. 
Het moet concreet genoeg zijn.

Slide 5 - Slide

Beoordeel of deze onderzoeksvraag concreet, eenduidig en onderzoekbaar is:
Hoe was het vroeger in IJmuiden?
A
Goede onderzoeksvraag
B
Foute onderzoeksvraag

Slide 6 - Quiz

Beoordeel of deze onderzoeksvraag concreet, eenduidig en onderzoekbaar is:
Hoe ontstond de Jordaanoproer in 1934 in Amsterdam?
A
Goede onderzoeksvraag
B
Foute onderzoeksvraag

Slide 7 - Quiz

Beoordeel of deze onderzoeksvraag concreet, eenduidig en onderzoekbaar is:
Wat is er gebeurd in de Tweede Wereldoorlog?
A
Goede onderzoeksvraag
B
Foute onderzoeksvraag

Slide 8 - Quiz

Beoordeel of deze onderzoeksvraag concreet, eenduidig en onderzoekbaar is:
Hoe leefden de wezen rond 1570 in Haarlem?
A
Goede onderzoeksvraag
B
Foute onderzoeksvraag

Slide 9 - Quiz

Beoordeel of deze onderzoeksvraag concreet, eenduidig en onderzoekbaar is:
Was het leuk in Driehuis in 1800?
A
Goede onderzoeksvraag
B
Foute onderzoeksvraag

Slide 10 - Quiz

Deelvragen moeten logisch volgen uit de onderzoeksvraag en geen nieuwe onderwerpen aansnijden. Het zijn subonderwerpen.
Hoe leefden de wezen rond 1570 in Haarlem?
- Waren er weeshuizen?
- Werden er wezen geadopteerd?
- Gingen ze naar school?
- Kregen ze genoeg te eten?

Slide 11 - Slide

Formuleer je eigen onderzoeksvraag

Slide 12 - Slide


Plaats hier je onderzoeksvraag en de deelvragen

Slide 13 - Open question

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 14 - Open question