OEFENLES PWW VWO2

Welke uitdrukking hoort bij deze betekenis?
niet reageren
A
jachten en jagen
B
geen boe of bah zeggen
C
zonder slag of stoot
D
zonder blikken of blozen
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke uitdrukking hoort bij deze betekenis?
niet reageren
A
jachten en jagen
B
geen boe of bah zeggen
C
zonder slag of stoot
D
zonder blikken of blozen

Slide 1 - Quiz

Welke uitdrukking hoort bij deze betekenis?
iemands gedragingen
A
de lasten en lusten
B
met raad en daad
C
de handel en wandel
D
met hand en tand

Slide 2 - Quiz

Welke uitdrukking hoort bij deze betekenis?
tot in detail geregeld
A
in kannen en kruiken
B
door schade en schande
C
in geuren en kleuren
D
met hand en tand

Slide 3 - Quiz

Wat betekent dit woord?
conditie
A
andere mogelijkheid
B
schoonheidsleer
C
bedrog
D
voorwaarde

Slide 4 - Quiz

Wat betekent dit woord?
immoreel
A
strenggelovig
B
onethisch
C
ontrouw
D
zoals gezegd

Slide 5 - Quiz

Wat betekent dit woord?
steggelen
A
terugkrabbelen
B
omgaan met
C
ruziën
D
toekennen

Slide 6 - Quiz

Een samengestelde zin heeft 1 of meer persoonsvormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

In een hoofdzin staan pv en ow naast elkaar en deze kunnen niet gescheiden worden.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Rioolbuizen liggen diep in de grond, want ze moeten aflopen, zodat het water goed stroomt.
A
Hz+bz+bz
B
Hz+HZ+HZ
C
HZ+HZ+bz
D
bz+HZ+bz

Slide 9 - Quiz

Terwijl een muis maar 4 wordt, kan een kip 15 jaar leven, maar sommige dieren worden nog ouder.
A
Hz+bz+bz
B
Hz+HZ+HZ
C
HZ+HZ+bz
D
bz+HZ+HZ

Slide 10 - Quiz

Omdat ons netwerk verbonden is, hebben we hier ook stroom als de centrale uitvalt.
A
Hz+bz+bz
B
Hz+HZ+HZ
C
HZ+HZ+bz
D
bz+HZ+bz

Slide 11 - Quiz

Deskundigen denken dat deze ringen zijn gestolen, omdat ze erg kostbaar zijn.
A
Hz+bz+bz
B
Hz+HZ+HZ
C
HZ+HZ+bz
D
bz+HZ+bz

Slide 12 - Quiz

dus, maar, want, en, of
A
onderschikkende voegwoorden
B
nevenschikkende voegwoorden

Slide 13 - Quiz

als, dat, omdat, doordat, zodat, toen, terwijl, mits
A
onderschikkende voegwoorden
B
nevenschikkende voegwoorden

Slide 14 - Quiz

Een nevenschikkend voegwoord verbindt NIET:
A
twee woorden of woordgroepen
B
twee bijzinnen
C
een HZ en een bz
D
twee hoofzinnen

Slide 15 - Quiz

Het woordje OF kan nevenschikkend én onderschikkend voegwoord zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Tijdens de storm van vorige week is er veel schade aangericht.
Wat is waar?
A
tijdens= bw
B
is= kww
C
veel= bn
D
aangericht= zww

Slide 17 - Quiz

De avondklok is een van de vele maatregelen van de regering.
Wat is waar?
A
is= hww
B
vele= onb. htw
C
de= olw
D
maatregelen= zn-e

Slide 18 - Quiz

Helaas reed de onervaren chauffeur nogal roekeloos.
Wat is waar?
A
roekeloos= bw
B
chauffeur= azn
C
nogal= bn
D
onervaren= bw

Slide 19 - Quiz

Welk woord is FOUT gespeld?
A
beresterk
B
gerstenbier
C
suikersoort
D
takkewijf

Slide 20 - Quiz

Welk woord is FOUT gespeld?
A
secondenwijzer
B
gerstebier
C
stationschef
D
maneschijn

Slide 21 - Quiz

Welk woord is FOUT gespeld?
A
blindedarm
B
apetrots
C
beresterk
D
leeuwedeel

Slide 22 - Quiz

Welk woord is FOUT gespeld?
A
vissersschuit
B
luchtsspiegeling
C
verkiezingsstrijd
D
landingssnelheid

Slide 23 - Quiz

Welk woord is GOED gespeld?
A
alochtonen
B
monargie
C
recalcitrant
D
desasstreus

Slide 24 - Quiz

... (vergoeden) de verzekering alle ... (aanrichten) schade?
A
Vergoede aangerichtte
B
Vergoede aangerichte
C
Vergoedde aangerichtte
D
Vergoedde aangerichte

Slide 25 - Quiz