Future

FUTURE
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

FUTURE

Slide 1 - Slide

Goal: What's the difference 



I am visiting my aunt tomorrow.
I am going to visit my aunt tomorrow.


Slide 2 - Slide

Future 1: Present Simple 
Als iets op een bepaalde tijd is gepland, waar je zelf meestal geen invloed op hebt (roosters, vergaderingen, vertrektijden etc.) :


The ballet performance starts at 8:00 pm.
When does the meeting begin?
There is no need to hurry, the train doesn’t leave for another 30 minutes.

Slide 3 - Slide

Future 2: Present Continuous
Helemaal zeker, alles is al geregeld, hoe laat, met wie, alles is klaar: 

I am visiting my aunt tomorrow. 
 Ze weet dat je komt, dus ze bakt wat lekkers!

She is painting her room next Thursday.
Is afgesproken, ze heeft vrijgenomen.

Are you doing anything tomorrow?
 Zijn er dingen afgesproken?

Slide 4 - Slide

Future 3: to be going to + werkwoord
Iets wat je met grote mate van waarschijnlijkheid kunt voorspellen:


It is going to rain soon!
Jij ziet heel donkere wolken, kan niet missen!

Look out! She is going to drop that cup of tea!
Ze wankelt, dat gaat mis!

She is going to have a baby soon.
 Ze is heel zwanger, zal snel een baby komen.



We were going to visit my aunt, but she was out.
He was going to call his girlfriend, but he couldn’t find his phone.

Slide 5 - Slide

Future 3: to be going to + werkwoord
 Een bestaand plan of voornemen:

I am going to visit my aunt tomorrow.
Jij hebt je dat voorgenomen. Je tante weet van niks. Verrassing!

We are going to buy a new car soon.
Leuk, dat hebben we ons zo voorgenomen.

.



Slide 6 - Slide

Future 4: will + werkwoord
bij voorspellingen waar jij vrij zeker van bent dat ze gaan gebeuren


Sea levels  will rise due to climate change.


I suppose it  will make a difference.
Zeggen ze, neutraal. Waarschijnlijk wel.

They will find a cure for this disease.
 Hopelijk, maar nooit helemaal zeker.

Slide 7 - Slide

Future 4: will + werkwoord
je gebruikt deze vorm ook als je iets zegt wat je direct gaat doen, zodra je het bedenkt:

 

The doorbell is ringing. I’ll answer it!
Oh, you look cold. I’ll make you a cup of tea.
I think I’ll send her an e-mail.

Slide 8 - Slide

 Afgesproken en geregeld, ze weet dat je komt.
Jij bent dat van plan, zij weet nog van niks.
Je zegt dat je dat gaat doen, neutraal.
I am visiting my aunt tomorrow.  
I am going to visit my aunt tomorrow.
I will visit my aunt tomorrow.

Slide 9 - Drag question

1. My teacher has just called me. I ............... (play) guitar in the school musical next month.

Slide 10 - Open question

2. If you let me know what it is you want, I ...............(send) you the stamps you asked for.

Slide 11 - Open question

3. I ................ (only play) chess with you when you stop cheating!

Slide 12 - Open question

4. Where ................... (you take) photographs for your project?

Slide 13 - Open question

5. My parents have decided to take up a common hobby. They ....................(take up) bridge.

Slide 14 - Open question

6. The train to Paris ........(leave) at 11.09 from platform 5b.

Slide 15 - Open question

Now:
Make assignments in Stepping Stones:
6, 7, 8 to practise the future tenses.
9 to practise writing.

Slide 16 - Slide