6V herhaling stof 4V 5V

Ecologie en Mens en Milieu
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ecologie en Mens en Milieu

Slide 1 - Slide

Assimilatie en dissimilatie
BPP = bruto primaire productie: hoeveelheid gevormde glucose overdag
NPP = netto primaire productie
Productiviteit = toename biomassa (in kg drooggewicht)
NPP = BPP - dissimilatie
Compensatiepunt : dissimilatie gelijk aan fotosynthese (NPP = 0)
NPP bepaalt productiviteit,
gebruikt plant voor groei/ ontwikkeling (des te hoger NPP, des te hoger de opbrengst)

Slide 2 - Slide

BPP en NPP

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Stikstofkringloop
Organisch gebonden stikstof komt vooral voor in eiwit, nucleotiden en nucleïnezuren. Stikstof komt ook voor in afvalproducten als ureum.
Producenten nemen stikstof op via NO3- of NH4+. Stikstoffixerende bacteriën kunnen N2 uit de lucht omzetten in bruikbare stikstof voor planten. Dit kan alleen anaeroob. Vandaar dat deze bacteriën in symbiose leven met planten. 

Slide 8 - Slide

Consumenten halen stikstof alleen uit plantaardige eiwitten.
Reducenten zetten via ammonificatie stikstofhoudende verbindingen om in NH3. De ammoniak (NH3) wordt door nitrificerende bacteriën omgezet in nitriet en vervolgens in nitraat.
Bij denitrificatie wordt nitraat door bacteriën omgezet in stikstofgas. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Bij groenbemesting wordt klaver op stikstofarme grond geteeld, waarna deze omgeploegd wordt. Klaver leeft in symbiose met stikstofbindende bacteriën, waardoor extra stikstof in de bodem komt. Door om te ploegen, blijft de stikstof beschikbaar voor nieuwe planten. Als planten geoogst worden, wordt de stikstof die als eiwitten aanwezig zijn in de plant onttrokken aan de bodem. De kringloop wordt onderbroken.

Slide 11 - Slide

Bij fotochemische stikstofbinding reageert N2 met ozon (O3) tot nitraat, die zo beschikbaar komt voor planten.

Slide 12 - Slide

Zenuwstelsel

Slide 13 - Slide

Rustpotentiaal
Bij een zenuwcel in rust is het
verschil in lading tussen de
buitenkant van de cel en de
binnenkant -70mV.
De binnenkant van de cel is 
negatief geladen ten opzichte
van de buitenkant.



Slide 14 - Slide

Rustpotentiaal - Na+-K+-pomp
BINAS 88E
Continu worden 3 
Nanaar buiten en
2 K+naar binnen 
gepompt. 
Kost energie. 

Slide 15 - Slide

Na+ en K+ poorten
Het potentiaalverschil van -70 mV (rustpotentiaal) wijzigt bij een prikkel door het openen en sluiten van Na+ en K+ poorten.
Als de prikkel sterk genoeg is ontstaat een actiepotentiaal.

Slide 16 - Slide

Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 17 - Slide

1 Rustfase

Slide 18 - Slide

2 Prikkel -> depolarisatie
Prikkel zwak:
kleine depolarisatie en herstel naar rustpotentiaal

Slide 19 - Slide

2 Drempelwaarde
Prikkel sterk genoeg:
Membraanpotentiaal naar -50mV: 
actiepotentiaal

Slide 20 - Slide

3 Actiepotentiaal
Alle Na+ poorten gaan open, cascade

Slide 21 - Slide

4 Repolarisatie
Bij 30 mV sluiten de Na+ poorten en openen de K+ poorten

Slide 22 - Slide

5 Hyperpolarisatie
K+ poorten reageren iets te traag bij bereiken rustpotentiaal

Slide 23 - Slide

Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 24 - Slide

Na+ poorten
Na+ poorten kunnen openen als gevolg van:
een chemische prikkel (neurotransmitter bij een zintuig/ in een synaps tussen twee cenuwcellen)
een elektrische prikkel (poorten ernaast gaat open)
een mechanische prikkel (tastzintuig)

Slide 25 - Slide

Na+ poorten - chemische prikkel
Axon-uiteinde of zintuigcel
zenuwcel

Slide 26 - Slide

Na+ poorten 
- elektrische
prikkel

Slide 27 - Slide

Na+ poorten - mechanische prikkel

Slide 28 - Slide

Impulsrichting
Doordat volgende Na+ poorten openen als gevolg van de actiepotentiaal in de buurt (elektrische prikkel) 'loopt' de actiepotentiaal over het hele neuron. Van dendriet naar het uiteinde van alle axonen.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Impuls

Slide 31 - Slide

Impulsrichting
Vanaf de depolarisatie is er een periode dat het neuron ongevoelig is voor nieuwe prikkels, de Na+poorten kunnen even niet meer opnieuw geopend worden (absoluut refractaire periode).
Deze periode is lang genoeg om te voorkomen dat de impuls ook weer terug gaat. De impuls gaat dus altijd maar één kant op.

Slide 32 - Slide

DNA

Slide 33 - Slide

Telomeren
  • Niet-coderend repetitief DNA (TTAGGG)
  • Korter na elke celdeling, als het te kort wordt kan cel niet meer delen en ondergaat apoptose
  • RNA primer verwijderd, geen 3' uiteinde, DNA-polymerase kan uiteinde volgende streng niet repliceren
  • Prokaryoten hebben geen telomeren

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Telomerase
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt
  • Komt tot expressie in stamcellen, maar ook in bijv. kankercellen

Slide 36 - Slide

Evolutie

Slide 37 - Slide

Populatie
  • Groep organismen van dezelfde soort die met elkaar kunnen voortplanten
  • Allelfrequenties veranderen door de tijd heen
  • Emergente eigenschap treedt op bij verandering in organisatieniveau 

Slide 38 - Slide

Variatie
  • Genetische variatie is beperkt in een geïsoleerde populatie: de genenpool blijft gelijk; er is weinig gene flow
  • Gene flow: uitwisseling genetisch materiaal tussen twee (naburige) populaties
  • Mutaties kunnen de genenpool vergroten doordat ze nieuw genetisch materiaal in de populatie brengen

Slide 39 - Slide

Hardy-Weinberg
  • Genetic drift: verandering van 
de frequentie van een allel binnen 
een populatie
  • Regel van Hardy-Weinberg
p + q = 1
p2 + 2pq + q2 = 1 
1. Benoem recessieve en
dominante allelen
2. Vul in wat je weet
3. Bereken het gevraagde

Slide 40 - Slide

Bij schapen komt een witte vacht tot stand onder invloed van het dominante allel H en een zwarte vacht door het recessieve allel h. In een kudde schapen hebben er 891 een witte en 9 een zwarte vacht.
Op deze populatie is de regel van Hardy-Weinberg van toepassing.

Bereken de frequentie van het allel H.
A
0,01
B
0,99
C
0,1
D
0,9

Slide 41 - Quiz


A
64%
B
47%
C
54%
D
69%

Slide 42 - Quiz

Uitwerking
De frequentie a = 40% = 0,4. Dus kans op geen streping = aa = 0,4² = 0,16.
De rest heeft wel streping = 1 - 0,16 = 0,84.
De frequentie van t = 80% = 0,8. Dus kans op onregelmatig = tt = 0,8² = 0,64.
De totale kans op onregelmatige streping = 0,84 x 0,64 = 0,5376.
In de opgave staat dat je het percentage moet berekenen en dat je moet afronden op een geheel getal. Het antwoord wordt dus 54%. 

voor de berekening van A- = 1 - 0,16 = 0,84 (1p)
  voor de berekening van tt = 0,8² = 0,64 (1p)
  frequentie van onregelmatig gestreept = 0,84 x 0,64 = 0,5376; 0,54 x 100% = 54% (1p)

Slide 43 - Slide

Selectie
  • Adaptie komt door natuurlijke
    en seksuele selectie tot stand
  • Door selectiedruk komt adaptie
    tot stand die het voortplantingssucces
    vergroten
  • Natuurlijke selectie: struggle for life,
    survival of the fittest
  • Kunstmatige selectie: veredeling, ecosystemen
    creëren, nieuwe soorten introduceren in nieuwe omgeving

Slide 44 - Slide

Eilandtheorie
  • Eiland heeft hogere biodiversiteit dan vaste land
  • Verband  biodiversiteit en grootte en afstand eiland

Slide 45 - Slide