Jeugdjournaal: quiz 18-21 november 2022

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 18 november
tot en met
maandag 21 november 2022
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 18 november
tot en met
maandag 21 november 2022

Slide 1 - Slide

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Slide 2 - Open question

Programma
1)    De foto bekijken. De tekst lezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    De video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   twee of meer woorden typen.
B)   of één of meer zinnen typen.
C)   of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Slide

Programma
1)    Video bekijken. Tekst meelezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    Video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   Twee of meer woorden typen.
B)   Of één of meer zinnen typen.
C)   Of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 4 - Slide

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden typen (of zeggen), die je niet
    eerder zelf genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

Slide 5 - Slide

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een schrijver.
2)  Kijk naar de video.​
3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.
4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer.
5)  Praat samen over het woord.
6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Slide 6 - Slide

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de ISK zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 7 - Slide

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 8 - Slide

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Kinderen van 1) v__ kunnen soms niet zwemmen. Ze hebben geen zwemles. De ouders weten soms niet dat er 2) z__ is in het zwembad. Of de ouders kunnen de zwemles niet 3) b__. Of kinderen gaan wel naar zwemles, maar stoppen na een paar lessen en halen geen 4) z__. In Nederland is veel 5) w__. Voor de veiligheid is het belangrijk dat alle kinderen leren zwemmen.

Slide 12 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
Kinderen van 1) vluchtelingen kunnen soms niet zwemmen. Ze hebben geen zwemles. De ouders weten soms niet dat er 2) zwemles is in het zwembad. Of de ouders kunnen de zwemles niet 3) betalen. Of kinderen gaan wel naar zwemles, maar stoppen na een paar lessen en halen geen 4) zwemdiploma. In Nederland is veel 5) water. Voor de veiligheid is het belangrijk dat alle kinderen leren zwemmen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
De 1) k__ in de video hebben allemaal hun zwemdiploma. Maar toch krijgen ze een extra zwemles. Ze krijgen zwemles in een 2) m__. Zwemmen in natuurwater is anders dan zwemmen in een 3) z__. Het water in een 4) z__, een meer of een rivier is vaak 5) k__ dan in een zwembad. En er kunnen stromingen zijn.

Slide 16 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
De 1) kinderen in de video hebben allemaal hun zwemdiploma. Maar toch krijgen ze een extra zwemles. Ze krijgen zwemles in een 2) meer. Zwemmen in natuurwater is anders dan zwemmen in een 3) zwembad. Het water in een 4) zee, een meer of een rivier is vaak 5) kouder dan in een zwembad. En er kunnen stromingen zijn.

Slide 17 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.

Slide 18 - Slide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 19 - Slide

Opdracht
Kies één van de video's.
A)  Typ (of zeg) twee of meer woorden, die je niet eerder
      genoemd hebt.
B)  Of typ (of zeg) één of meer zinnen.
C)  Of typ (of geef) een samenvatting van maximaal drie
     zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 20 - Slide

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 21 - Open question

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden typen (of zeggen), die je niet
    eerder zelf genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

Slide 22 - Slide

Ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord bedenken.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 24 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Kun je zwemmen? Ga, op de goede plaats staan. A < B > C v D v
A
< Ja, ik heb een zwemdiploma.
B
> Ja, ik kan goed zwemmen.
C
v Ja, ik kan een beetje zwemmen.
D
v Nee, ik kan niet zwemmen.

Slide 26 - Quiz

Heb je zwemles (gehad)? Ga, op de goede plaats staan. A < B > C v D v
A
< Ja, ik heb zwemles gehad.
B
> Ja, ik heb nu zwemles.
C
v Nee, maar ik wil wel op zwemles.
D
v Nee, en ik wil ook niet op zwemles.

Slide 27 - Quiz