Werkwoord aller + 20 - 30

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bonjour!

Deze getallen ken je al:        

    Deze zijn nieuw. 

Schrijf deze nu in je schrift:

21 = vingt-et-un

22 = vingt-deux

23 = vingt-trois

24 = vingt-quatre

25 = vingt-cinq

26 = vingt-six

27 = vingt-sept

28 = vingt-huit

29 = vingt-neuf

Schrijf nu in je schrift:

21 = vingt-et-un

22 = vingt-deux

23 = vingt-trois

24 = vingt-quatre

25 = vingt-cinq

26 = vingt-six

27 = vingt-sept

28 = vingt-huit

29 = vingt-neuf

30 = trente

31 = trente-et-un

32 = trente-deux 

etc.

Welke 2 onregelmatige werkwoorden ken je al?

Grammaire I - le verbe aller

1. le verbe aller
2. Le futur proche

(1/2) Le verbe aller

• onregelmatig werkwoord (net als être & avoir)
• aller = gaan
• Dus uit je hoofd leren!

(1/2) Le verbe aller

persoonlijk voornaamwoorden

(1/2) Le verbe aller

• aller = gaan
• onregelmatig werkwoord (net als être & avoir)
• Dus uit je hoofd leren!

(2/2) Le futur proche

• Gebruik je voor:
• Iets wat binnenkort gaat gebeuren
• Vorm van aller + heel werkwoord
• Jij gaat een broek kopen.
• Tu vas acheter un pantalon.
• Woordvolgorde in het Frans: Onderwerp + vorm van aller + hele ww + rest vd zin

1. Julie va manger une pomme.

Vorm van aller + heel werkwoord

Alleen een vorm van aller 

Sleep per zin het vinkje naar de juist kolom.

2. Ils vont au camping.

3. Nous allons regarder un film.

Au travail!

Onlinewerkers: 4.3 A alleen 1, 2,3        4.3 C    4.3 D

Boekwerkers: On va faire exercice 8ABC

Let op: bij opdracht 8A alleen bolletje 1 maken!

dashboard.blooket.com

Au travail!

Onlinewerkers: 4.3 A alleen 1, 2,3        4.3 C    4.3 D

Boekwerkers: On va faire exercice 8ABC

Iedereen: online 1.2EF maken

Let op: bij opdracht 8A alleen bolletje 1 maken!

8A

8A1 mag je overleggen

8A3 luisteropdracht --> niks invullen!

8B

Samen starten, daarna hulp voor wie het nodig heeft

1. vous --> allez
2. il --> va
3. tu --> vas
4. elles --> vont
5. je --> vais
6. nous --> allons

8C

1.Ik ga = 

je

vais --> je vais

2. wij gaan =

nous / on

allons / va     --> nous allons of on va

Au travail!

Onlinewerkers: 4.3 A   alleen 1, 2,3        4.3 C    4.3 D

Boekwerkers: On va faire exercice 8ABC

Iedereen: online 1.2EF maken = hw

Let op: bij opdracht 8A alleen bolletje 1 maken!

Ex. 32ab

• Vous allez faire les magasins?
• Vertaal de zin
• Gaan jullie winkelen? / Gaat u winkelen? 
• Vorm van aller =
• allez
• Hele ww = 
• faire les magasins
• Maak nu zelf 32ab af

Ex. 32ab

1. Vous allez faire les magasins? - Gaan jullie winkelen/ Gaat u winkelen?
2. Anna va acheter une robe rose. - Anna gaat een roze jurk kopen.
3. Je vais porter un jean classique. - Ik ga een klassieke jean dragen.
4. Tu vas découvrir la ville? - Ga je de stad ontdekken?
5. Mes parents vont visiter Paris. - Mijn ouders gaan Parijs bezoeken.