2. Heb je de werkwoorden goed vervoegd?
3. Hierna kijk je naar de taal.
-Staat het juiste voorzetsel in de zin en wordt deze gevolgd door de goede naamval.
-Heb je je zin goed ontleed (naamvallen).
4. Spelling (hoofdletters, punten, komma's, Umlaut, das/dass)
5. Zitten er witregels in de brief