Lernliste K2 2Mavo

Boek A op blz. 60
Doe je boek open
Neem eerst de woordjes van de Lernliste door
Maak daarna deze opdracht: sleepvragen (juiste vertaling van de woordjes)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Boek A op blz. 60
Doe je boek open
Neem eerst de woordjes van de Lernliste door
Maak daarna deze opdracht: sleepvragen (juiste vertaling van de woordjes)

Slide 1 - Slide

der Onkel
der Vater
der Freund
der Bruder
die Väter 
die Freunde
die Cousins
die Onkel
der Stiefvater
die Jungen
der Opa
de vriend
de vaders
de opa
de stiefvader
de neven
de vrienden
de jongen
de omen
de broer
de oom
de vader

Slide 2 - Drag question

die Schwester
die Cousine
de Freundin
die Familie
der Cousin
der Halbbruder
die Halbschwester
die Cousinen
die Tante
die Mutter
die Mütter
de Tante
de moeders
de nicht
de neef
de nichten
de halfzus
het gezin
de moeder
de halfbroer
de vriendin
de zus

Slide 3 - Drag question

das Mädchen
das Kind
die Geschwister
die Großeltern
die Schwestern
die Mädchen
die Eltern
die Brüder
die kinder
nett
sehr
de broers en zussen
de zussen
heel erg
de ouders
aardig
de kinderen
de meisjes
de broers
het meisje
het kind
de grootouders

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord

  • enkelvoud
  • meervoud

Slide 6 - Slide

ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es
wij = wir
jullie = ihr
zij = sie
u = Sie

Slide 7 - Slide

er, sie, es
Das ist Peter. Er is mein Freund.
Kennst du die Frau? Sie ist meine Oma.
Wie alt ist das Kind? Es ist zwei Jahre alt.
Das sind Herr und Frau Müller. Sie wohnen hier.

Slide 8 - Slide

Wat betekent "er"?

Slide 9 - Open question

Wat betekent "sie"?

Slide 10 - Open question

Wat betekent "es"?

Slide 11 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes.
Mein Freund heißt Julian.
(Hij) ist 15 Jahre alt.

A
er
B
sie
C
es

Slide 12 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes.
Das ist Frau Stolze.
(Zij) wohnt neben uns.
A
er
B
sie
C
es

Slide 13 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes.
Das ist ein Kind.
(Het) ist noch ein Baby.
A
er
B
sie
C
es

Slide 14 - Quiz

Het werkwoord "sein"
  • In het Nederlands "zijn"
  • "sein" vervoegen

Slide 15 - Slide

ich bin
du bist
er ist
sie ist
es ist
wir sind
ihr seid
sie sind
Sie sind

Slide 16 - Slide

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 17 - Drag question

Hoe vond je het gaan?
A
heel goed
B
goed
C
moeilijk
D
redelijk

Slide 18 - Quiz

Wat heb jij ervan geleerd?

Slide 19 - Open question

Wat ga jij doen om deze leerstof beter onder de knie te krijgen?

Slide 20 - Open question

Jouw vragen, opmerkingen of suggesties zijn welkom!!!

Slide 21 - Open question

Danke schön!

Slide 22 - Slide