2hv1 - Les 9 - Konjuktionen und Wortstellung

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Konjunktionen und Wortstellung

1. Im Kühlschrank sind zwei Eier, ein Salat, ein Joghurt.

Hoofdzin

Bijzin

2. Detektiv Müller macht den Kühlschank zu 

und geht ins Wohnzimmer.

hoofdzin

bijzin

hoofdzin

bijzin

3. Heute ist Sonntag,

 darum sind alle Geschäfte in der Nähe zu.

hoofdzin

bijzin

hoofdzin

bijzin

4. Helmut Müller lebt allein in seiner Wohnung 

und hat keine Lust,

seine Wohnung sauber zu machen.

hoofdzin

bijzin

hoofdzin

bijzin

Aandachtspunten:

Let op komma's 

→  komma's geven de scheidslijnen tussen verschillende hoofd- en bijzinnen aan. 

Let niet op de lengte van de zin

→ soms zijn bijzinnen (veel) langer dan de hoofdzin.

       "Hij zei, dat ..... bla bla bla bla lange bijzin bla bla bla bla." 

In welke zin staat de persoonsvorm niet op de goede plek?

1. Morgens esse ich kein Brot.
2. Mein kleiner Bruder nervt mich.
3. Er weglegt sein Handy.
4. Sie stellt ihre Tasche auf den Boden.

In welke zin staat de persoonsvorm niet op de goede plek?

1. Rede doch nicht so viel!
2. Hast du Lust mitzukommen?
3. Laura, fährst du nach Deutschland?
4. Mit dir zusammen ich will nicht reisen.

Ich habe ein Buch gelesen über die Geschichte von Amerika.

1. richtig
2. falsch

Welke zin is correct?

1. Dieser Pullover ist gestrickt von meiner Mutter.
2. Ich habe die Nachrichten heute im Radio gehört.

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?

1. Ich denke, dass du hast Recht gehabt.
2. Ich denke, dass du Recht gehabt hast.

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?

1. Ich hoffe, dass du im Mai kommen kannst.
2. Ich hoffe, dass du im Mai kannst kommen.

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?

1. Weißt du, wo ich das kaufen kann?
2. Weißt du, wo ich das kann kaufen?

Voegwoorden:       denn    deshalb      oder     und   ob   

                                     want     daarom      of          en        of    

Ich habe den Bus verpasst, deshalb bin ich zu spät.

Kommst du mit oder bleibst du zu Hause?

De woordvolgorde in de zin is hetzelfde als in het NL bij deze voegwoorden.

We hebben te maken met hoofdzinnen.

Voegwoorden:  bevor  obwohl   weil   dass    nachdem

                      voordat   hoewel    omdat   dat       nadat

Bij deze voegwoorden verandert de zinsstructuur doordat de persoonsvorm aan het eind van de zin komt te staan. 

We hebben te maken met een bijzin.

Ich weinte, weil er mich gekrenkt hat.

Meine Mutter sagt, dass ich zu Hause kommen soll.

Bitte sag es, bevor er böse werden kann.