Les 2: Slapeloosheid, angst en onrust

Slapeloosheid, angst en onrust






Les 2
Maryam Amini
1 / 19
next
Slide 1: Slide
farmacotherapieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slapeloosheid, angst en onrust






Les 2
Maryam Amini

Slide 1 - Slide

Wanneer wordt er gesproken van slapeloosheid?

Slide 2 - Open question

Wat gebeurt er tijdens de REM- fase in de slaapcyclus?
A
Je wordt wakker van elk geluid
B
Je lichaam herstelt
C
Je gaat dromen
D
Je valt in slaap

Slide 3 - Quiz

Hoe verschilt de slaap opgewekt door een slaapmiddel van de 'normale slaap'?
A
Je kan er slechter van dromen en je slaapt dieper
B
Je slaapdiepte wordt niet beïnvloed
C
Je slaapt dieper
D
Je kan er slechter van dromen en je slaapt minder diep

Slide 4 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van niet- medicamenteuze adviezen bij slapeloosheid?

Slide 5 - Open question

Angst en angststoornissen
  • Angst: gevoel van naderend onheil en gevaar--> niet altijd ervaren als angst, maar vaak als onrust of spanning (soms lichamelijke klachten).
  • Angststoornis: angst zonder reëel gevaar of onverwachte gebeurtenis, of angst die langer aanhoudt dan nodig is
  • Angst, onrust en slapeloosheid: vaak symptomen van onderliggend probleem.
--> niet voldoende om alleen symptomen te behandelen, maar indien mogelijk oorzaak aan te pakken-->psychotherapie (gesprek met psychiater/psycholoog) --> soms niet mogelijk om oorzaak weg te nemen of op korte termijn te behandelen.
-->Gevolg: beperkt in leven en psychotherapie niet voldoende --> uitkomst: geneesmiddel (voor korte periode)

Slide 6 - Slide

Angststoornissen
Gegeneraliseerde angststoornis:
  • Angst en bezorgdheid
  • Lichte klachten, constant aanwezig
  • Verschijnselen: piekeren, prikkelbaarheid, slaap- en concentratiestoornissen
Paniekstoornis:
  • Paniekaanvallen
  • Soms alleen in bepaalde situaties of op bepaalde plaatsen gaan vermijden
  • Verschijnselen: ademnood, duizeligheid, misselijkheid, hartkloppingen, pijn op de borst, buikklachten en tintelingen in handen en voeten.
Obsessief-compulsieve stoornis (OCS):
  • Dwanghandelingen (compulsies) of -gedachten (obsessies).
  • Handeling of gedachte botst met dagelijkse werkzaamheden en belemmert patiënt probeert tegen handeling en gedachten verzetten veroorzaakt leed


Slide 7 - Slide

Posttraumatische stressstoornis:
  • Steeds opnieuw beleven van zeer ingrijpende, traumatische gebeurtenissen
  • Belangrijkste therapie: hulp bij het verwerken van de gebeurtenis
Fobie:
  • Meer dan normaal angst voor een situatie belemmering
  • Verschijnselen zijn trillen, transpireren, hartkloppingen, blozen.
  • Sociale fobie: angst voor personen gaat personen vermijden
  • Andere vormen: Examenvrees, podiumangst, claustrofobie, angst voor spinnen
  • Behandeling: gedragstherapie/training, waarbij geneesmiddelen een ondersteunende rol spelen.


Slide 8 - Slide

Behandeling angststoornissen
  • Algemene behandeling: Antidepressiva
  • Bij bepaalde angststoornissen: benzodiazepinen
-->Generaliseerde angststoornis, een paniekstoornis of een sociale angststoornis
  • Risico op onthoudingsverschijnselen: voorkeur kortdurend
  • Niet bij alle angststoornissen behandeling met benzodiazepinen

Slide 9 - Slide

Benzodiazepines
  • Sinds 1960 op de markt
  • Herkenning naam: eindigen vaak op –pam of -am
  • Werken  op centraal zenuwstelsel

Effecten:
  • Rustgevend
  • Angst onderdrukkend (anxiolytica)
  • Ontspannen/verslappen spieren
  • Opwekken slaap

Slide 10 - Slide

Werkingsduur benzodiazepines
Verschillen in:
  • Werkingsduur
  • Snelheid waarmee resultaat intreedt
Verschil te verklaren door:
  • Halfwaardetijd (T1/2)
  • Actieve metabolieten/afbraakproducten (werkzaam)

  • Kortwerkend: (t1/2 <6 uur)
  • Middellangwerkend (t1/2 6-12 uur)
  • Langwerkend ( t > 12 uur)



Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

De lever en halfwaardetijd
Lever speelt belangrijke rol bij omzetting van geneesmiddelen:
Lichaam herkent lichaamsvreemde stofje --> wilt stofje verwijderen uit lichaam -->maar eerst moet lever stofje omzetten in ander stofje genaamd omzettings-of afbraakproduct (metaboliet)-->omzetting is nodig omdat het dan makkelijker door lichaam uit te scheiden is.

Halfwaardetijd: Tijdsduur waarin hoeveelheid geneesmiddelen in bloed tot helft is verminderd
  • Verschilt per geneesmiddel

Halfwaardetijd afhankelijk van:
  • Snelheid waarmee lever geneesmiddel omzet
  • Snelheid waarmee nieren geneesmiddel uitscheid


Slide 13 - Slide

Toepassing en contra- indicatie
Symptomatische therapie:
  • Angst
  • Spanning
  • Slaapstoornissen

  • Andere indicaties: spierkrampen en bepaalde vormen epilepsie
  • Mogen niet bij mensen met spierziekte (door spierverslappende werking)
  • Ouderen: aanleiding geven tot vallen en daarmee risico botbreuken.
  • Oppassen in verkeer

Slide 14 - Slide

Hypnotica, sedativa, anxiolytica
Hypnotica: werken op centraal zenuwstelsel
  • Slaap opwekken of bevorderen (in juiste dosering)
  • In kleinere doses: gevoel van kalmte en rust (sedatie).
Sedativa: gevoel van rust en kalmte
Anxiolytica: angst onderdrukken
  • Bijwerking meeste anxiolytica: sufheid of slaperigheid.

Slide 15 - Slide

Dosering benzodiazepines
Hoogte is afhankelijk van:
  • Resultaat
Angst onderdrukkend en kalmerend: lagere dosering
Slaap: hogere dosering.
  • Leeftijd: ouderen lagere dosering (meestal de helft)

  • Slaapmiddelen: 1x daag, halfuur voor slapen
  • Kalmerende werking en angstonderdrukking: 3-4x daags

Stoppen: langzaam afbouwen:
  • Dosering verminderen en overgaan tot onregelmatig gebruik voorkeur boven gelijk stoppen. (vooral bij langere tijd gebruik). Gelijk stoppen: terugkeer oorspronkelijke klachten (rebound- effect).

Slide 16 - Slide

Bijwerkingen
  • Belangrijkste bijwerkingen:
Sufheid en slaperigheid overdag, gepaard met concentratieproblemen.
  • Overige bijwerkingen:
Spierzwakte en moeheid (verdwijnen meestal ook na herhaalde toediening)
  • Bij sommige benzodiazepines:
Geheugenverlies
  • Bij langdurig gebruik:
Verslaving
  • Paradoxale reacties:
Opgewondenheid, onrust en agressie: Kunnen voorkomen bij ouderen en kinderen.

Vergiftiging met dodelijke afloop zelden (behalve in combinatie met alcohol en andere middelen die centraal zenuwstelsel remmen)

Slide 17 - Slide

Preparaten
  • Anxiolytica:
Alprazolam, bromazepam, chloordiazepoxide en clorazepinezuur.
  • Kortwerkende slaapmiddelen:
Midazolam en zolpidem
  • Overige slaapmiddelen:
Lormetazepam, temazepam en zopiclon
  • Kalmerende en rustgevende werking:
Diazepam, lorazepam en oxazepam. 
  • Epileptische aanvallen:
Diazepam (rectale oplossing) en midazolam (neusspray)
  • Bij terminale patiënten bij palliatieve sedatie en op IC’s:
Midazolam






Slide 18 - Slide

Vragen?

Slide 19 - Slide