Gamen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Wat doen we vandaag?

1. Lezen

(Online wereld) gamen

2. Huiswerk bespreken

3. Opdracht 6 en 7 maken

4. Afsluiting

Wat leer/doe je deze les?

1. Tekstverbanden en signaalwoorden herkennen. (chronologie, conclusie, opsomming, tegenstelling, toelichting)

 +

doel-middel

oorzakelijk

redengevend'

samenvattend

vergelijkend 

2. Je kunt je mening geven over iets met argumenten waarin je een duidelijk tekstverband verwerkt en gebruik maakt van signaalwoorden.

Schrijf een kort verhaal

Je schrijft een kort verslagje van je weekend (of iets anders) en je verwerkt er minimaal 5 signaalwoorden in: maar, bovendien, echter, daardoor, dus. Let ook op je spelling en grammatica.

Klaar? Top! 

Ga aan de slag met opdracht 6 van blz. 22

Wat doen we vandaag?

1. Lezen

(Online wereld)Bedreigingen en gamen

2. Huiswerk bespreken

3. Quizjes maken over stof + spelen

4. Afsluiting

Wat leer/doe je deze les?

1. Tekstverbanden en signaalwoorden herkennen. (chronologie, conclusie, opsomming, tegenstelling, toelichting)

 +

doel-middel

oorzakelijk

redengevend'

samenvattend

vergelijkend 

2. Je kunt je mening geven over iets met argumenten waarin je een duidelijk tekstverband verwerkt en gebruik maakt van signaalwoorden.

Huiswerk

Opdracht 3 blz. 19

Hulp: groene theorie blz. 18

Hoe: Samen of alleen! Overleggen mag!

Quiz maken: Kahoot tekstverbanden en signaalwoorden

1. Maak over de theorie van blz. 10 en 18 een quiz.

2. De quiz heeft minimaal 6 vragen. 

3. Kies: samen of alleen. 

4. Klaar? Top! 

Verder werken: Schrijf een kort verhaal waarin je vertelt wat je van gamen vindt, wat je gamet, hoe vaak en waarom. Als je niet gamet vertel je over waarom niet en wat je liever doet. Vertel ook wat je van het gameverbod in China vindt. 

Let op:  Gebruik 5 verschillende signaalwoorden die je hebt geleerd en markeer die in je verhaal. Zet het tekstverband er ook bij (onder je tekst).

www.tiktok.com

                         Leesvaardigheid p. 2+3

Nieuwe doelen                            Dit kun je al (klas 1)

Tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.

- chronologie

- conclusie

- opsomming

- tegenstelling

- toelichting

-doel-middel

- oorzaak/gevolg

- reden

- samenvattend

- vergelijkend

1. Onderwerp van de tekst herkennen en benoemen.
   
2. Hoofdgedachte herkennen en benoemen.
   
3. Leesstrategieën toepassen.
   
4. Tussentitels bedenken.
   
5. Kernzin in een alinea herkennen.
   
6. Tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.

China wil 'harde' jongeren, geen gamers

Kies: Samen of alleen

Klaar? Goed bezig!!

Kijk zelfstandig na in het nakijkboek en maak dan de puzzel van blz. 273. 

Markeer moeilijke woorden (zie bord), schrijf ze in je schrift met de betekenis erachter (woordenboek online gebruiken).  

???????

1. Je laatste proefwerkcijfer.

2. Leukste vak op school.

3. Aantal gezinsleden.

4. Beste serie/game/boek.

5. 18x3=

6. Hoe laat je vandaag vrij bent.

7. Wat betekent een dag zonder je mobiel voor jou?

1. Feit
   
2. Mening
   
3. Feit
   
4. Mening
   
5. Feit
   
6. Feit
   
7. Mening
   

Aan de slag

1. Maak de vragen bij tekst 1 en overleg steeds in je groepje over de mogelijke antwoorden. Let op: iedereen schrijft eigen antwoorden op.

We bespreken de antwoorden na ongeveer 10 minuten.

Aan de slag

Wat? Proeftoets maken

Hoe? Met jezelf en eventueel je boek (groene theorie)

Wat daarna? Kies een opdracht van H4-6 naar keuze om extra te oefenen.

We kijken de tekst samen na.

Wat leer je deze les?

Je leert feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.

- Je weet wat een feit is

- Je weet wat een mening is

- Je weet wat een argument is

Een feit kun je controleren.

1. waar
2. niet waar

Controleerbaar feit?
Ik heb gehoord dat we morgen na het vijfde uur vrij zijn.

1. Ja
2. Nee

Controleerbaar feit?
Max Verstappen heeft de Grand Prix in Spanje gewonnen.

1. Ja
2. Nee

Feit of mening?
Hij praat heel snel.

1. mening
2. feit

Feit of mening?
Uit onderzoek blijkt dat sporten gezond is.

1. feit
2. mening

Aan de signaalwoorden
'ik vind, volgens mij, lijkt mij'
herken je

1. een argument
2. een feit
3. een mening

Ik vind het nieuwe boek van Mirjam Mous heel spannend.

1. mening
2. feit

Omdat ik aan het eind van ieder hoofdstuk wilde weten hoe het afliep.

1. feit
2. mening
3. argument

Een mening herken je aan signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers.

1. waar
2. niet waar

Volgende les

Leesboek mee

Boek + schrift mee

Nulmeting maken (leestoets van havo 1)