Blok 3 - Spelling - Les 2

Spelling
Les 2

Log in bij de LessonUp!

Wat gaan we doen vandaag?
- Herhalen persoonsvorm tt.
- Voltooid deelwoord.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling
Les 2

Log in bij de LessonUp!

Wat gaan we doen vandaag?
- Herhalen persoonsvorm tt.
- Voltooid deelwoord.

Slide 1 - Slide

Maak een foto van je huiswerk en stuur deze in de LessonUp.

Slide 2 - Open question

Antwoorden
Opdracht 1.                                                        

2. Ik vind - regel 1.                                              
3. Het dier gebruikt - regel 2.
4. Wil je - regel 4.
5. Tilt hij - regel 2.
6. Spuit hij - regel 3.
7. Jullie snappen - regel 5.

Slide 3 - Slide

Antwoorden opdr. 2
2. Struikelde.
3. Zwaaide.
4. Ontdekte.
5. Geloofde.
6. Zakte.
7. Gebruikte.
8. Verrasten.
9. Reisden.
10. Renden.

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Hoe ging het ook alweer?

-te(n) of -de(n)?


Slide 5 - Slide

T of D?
Trucje 1: de verlengproef!

Hoor je een 't' of een 'd' als je het langer maakt?


Slide 6 - Slide

Maak langer...

Ik _____ de vraag niet
A
Snapte
B
Snapde

Slide 7 - Quiz

Snapte!
Je hoort een t, dus je schrijft een t. 

Slide 8 - Slide

Langer maken!

De krokodil _____ zijn staart op.
A
Tilte
B
Tilde

Slide 9 - Quiz

Tilde!
Je hoort een d dus je schrijft een d.

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Trucje 2: 't ex-kofschip.

Kijk naar de stam. Laatste klank in 't ex-kofschip? Schrijf dan een t. Zit-ie er niet in? Schrijf een d.

Betalen --> betal - ik betaalde
Werken --> werk - ik werkte.

Slide 11 - Slide

De laatste klank van het werkwoord 'juichen' zit ___ in 't ex-kofschip.
A
Wel
B
Niet

Slide 12 - Quiz

De 'ch' zit in 't ex-kofschip! Dat betekent dat de verleden tijd van juichen met een ___ geschreven wordt.
A
t
B
d

Slide 13 - Quiz

Juichen
Ik juichte.

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Wel of geen 'n'?

Bij het meervoud: +en.
Bij het enkelvoud: +e.

Ik juichte. Wij juichten.

Slide 15 - Slide

De hertjes ___ in het bos.
A
Verdwaalde
B
Verdwaalden

Slide 16 - Quiz

Sofian ___ vroeger in de Albert Heijn.
A
werkte
B
werkten

Slide 17 - Quiz

Leraren ___ vroeger nog borden met krijtjes.
A
Gebruikte
B
Gebruikten
C
Gebruikde
D
Gebruikden

Slide 18 - Quiz

Voltooid deelwoord
Eens kijken... weten jullie wat het is?

Slide 19 - Slide

Wie kan het voltooid deelwoord van het werkwoord 'fietsen' geven?

Slide 20 - Open question

Het voltooid deelwoord
Fietsen = gefietst.

Voltooid deelwoord: iets wat je in het verleden hebt gedaan en nu afgelopen is.
Ge, be of ver ervoor.

Schrijf ik 't' of 'd'? 

Slide 21 - Slide

Voltooid deelwoord
Zelfde trucje als bij de verleden tijd!
Verlengproef of 't ex-kofschip.

TT                                 VT                                    VD   
Ik fiets                        Ik fietste                       Ik (heb) gefietst          
Ik verdwaal              Ik verdwaalde             Ik (ben) verdwaald

Slide 22 - Slide

Jouw cadeautje heeft me heel erg ___!
A
Verrast
B
Verrasd

Slide 23 - Quiz

Ik heb dat hele stuk door de regen naar huis ___.
A
Gerent
B
Gerend

Slide 24 - Quiz

De kinderen hebben heel de middag in de zandbak ___.
A
Gespeelt
B
Gespeeld

Slide 25 - Quiz

Zelf typen!

Niemand heeft zijn huiswerk ___. (maken)

Slide 26 - Open question

Heb je die rekeningen al ___? (Betalen)

Slide 27 - Open question

Zelf aan de slag
Opdracht 3 op bladzijde 121. Huiswerk!

Slide 28 - Slide