H 11.3 Uitwerkingen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

H 11.3 Uitwerkingen

Dingen die bewegen, hebben bewegingsenergie.

Waar hangt de hoeveelheid bewegingsenergie van af?

1. • de snelheid en de grootte van het voorwerp
2. • de snelheid en de massa van het voorwerp
3. • de snelheid en de vorm van het voorwerp

Vul in.
a. Windenergie is een soort ......
b. Je berekent de bewegingsenergie met de formule ...
c. Wind is bewegende ........ en heeft daarom ook bewegingsenergie.

In een windturbine wordt energie omgezet.
Welke energie-omzetting vindt plaats in een windturbine?

1. • Bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie.
2. • Bewegingsenergie wordt omgezet in windenergie.
3. • Elektrische energie wordt omgezet in bewegingsenergie.

Vul de onderdelen van een windturbine in.
a. De ......... gaan draaien als de wind ertegenaan blaast.
b. De ........... vergroot het aantal omwentelingen per seconde.
c. De ........... wekt elektrische energie op als de turbine draait.
d. De ........... verhoogt de spanning tot 10 000 volt.

Vul in.

a In een fietsdynamo vind je:
• een permanente ............die kan draaien;
• een kern die van .............. is gemaakt;
• een ......... van koperdraad.

Vul in.
b. Als de magneet draait, wordt het ........ van de kern steeds verschillend .............
.
c. Het magneetveld in de spoel verandert hierdoor steeds van ....... en van ..........
d. Zo wordt er een .......... opgewekt tussen de uiteinden van de spoel.
.

Bereken de hoeveelheid kinetische energie:

a van een op afstand bestuurbare speelgoedauto met een massa van 1,6 kg en een snelheid van 3,0 m/s.

b van een tennisbal met een massa van 58 g en een snelheid van 50 m/s.

Van een bepaald type grote windturbine is bekend dat bij een windsnelheid van 10 m/s iedere seconde 11∙104 kg lucht de rotorbladen passeert.
Hoe groot is de bewegingsenergie van deze hoeveelheid lucht?

1. • 5,5∙105 J
2. • 11∙105 J
3. • 5,5∙106 J
4. • 11∙106 J

Bas rijdt op een e-bike. Hij rijdt met een snelheid van 45 km/h.
a Reken de snelheid van km/h om naar m/s.
Bas en zijn e-bike hebben samen een assa van 78 kg.
b Bereken de kinetische energie van de e-bike (inclusief Bas) bij een snelheid van 45 km/h.

en lampje is aangesloten op de contacten P en Q van een dynamo. In afbeelding 10a is aangegeven hoe de spanning tussen P en Q verandert. Als die spanning positief is, loopt de stroom van P naar Q.

a. De spanning op t = 3 ms is ...........

 Dus de stroom loopt van .....naar ..... 

.

en lampje is aangesloten op de contacten P en Q van een dynamo. In afbeelding 10a is aangegeven hoe de spanning tussen P en Q verandert. Als die spanning positief is, loopt de stroom van P naar Q.

Gebruik bij deze opdracht afbeelding 10 in het boek of download het werkblad.

b Geef in afbeelding 10b de stroomrichting aan op t = 3 ms.

en lampje is aangesloten op de contacten P en Q van een dynamo. In afbeelding 10a is aangegeven hoe de spanning tussen P en Q verandert. Als die spanning positief is, loopt de stroom van P naar Q.

Gebruik bij deze opdracht afbeelding 10 in het boek of download het werkblad.

c Geef in afbeelding 10c de stroomrichting aan op t = 9 ms.

en lampje is aangesloten op de contacten P en Q van een dynamo. In afbeelding 10a is aangegeven hoe de spanning tussen P en Q verandert. Als die spanning positief is, loopt de stroom van P naar Q.

Gebruik bij deze opdracht afbeelding 10 in het boek of download het werkblad.

d Op welke momenten loopt er geen stroom door het lampje?