Naamvallen stappenplan (nieuw)

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Stap 1


"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

1. Ja
2. Nee

Ontleden 1

"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

Ontleden 2

"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

Is het onderwerp het deel van de zin waarbij iets ingevuld moet worden?


"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

1. Ja
2. Nee

Ontleden 3

"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

Is het lijdend voorwerp het deel van de zin waarbij iets ingevuld moet worden?


"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

1. Ja
2. Nee

JA!

Ga terug naar het "hoofdstappenplan"

Gaat het om een persoonlijk voornaamwoord?

persoonlijk of bezittelijk?

Bezittelijk

Er staat altijd een zelfstandig naamwoord achter.

Persoonlijk

Er staat geen persoonlijk naamwoord achter.

Gaat het om een persoonlijk voornaamwoord?


"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

1. Ja
2. Nee

Geslacht?


"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

1. M
2. V
3. O
4. MV

Groep?


"Der Bademeister sieht (mijn) ______ Schwester im Schwimmbad."

1. der
2. ein

Alle informatie

ein-Gruppe + 1e naamval + vrouwelijk = e

Alle informatie

ein-Gruppe + 1e naamval + vrouwelijk = e

mein + e = meine

"Der Bademeister sieht meine Schwester im Schwimmbad."

Stap 1


"Ihr könnt (hem) ____ ein Buch geben"

1. Ja
2. Nee

Ontleden 1

"Ihr könnt (hem) ____ ein Buch geben"

Ontleden 2

"Ihr könnt (hem) ____ ein Buch geben"

Ontleden 3

"Ihr könnt (hem) ____ ein Buch geben"

Ontleden 4

"Ihr könnt (hem) ____ ein Buch geben"

Is het meewerkend voorwerp het deel van de zin waarbij iets ingevuld moet worden?


"Ihr könnt (hem) ____ ein Buch geben"

1. Ja
2. Nee

JA!

Ga terug naar het "hoofdstappenplan"

Gaat het om een persoonlijk voornaamwoord?

persoonlijk of bezittelijk?

Bezittelijk

Er staat altijd een zelfstandig naamwoord achter.

Persoonlijk

Er staat geen persoonlijk naamwoord achter.

Gaat het om een persoonlijk voornaamwoord?


"Ihr könnt (hem) ____ ein Buch geben"

1. Ja
2. Nee

Alle informatie

persoonlijk voornaamwoord + 3e naamval + hem = 

Alle informatie

persoonlijk voornaamwoord + 3e naamval + hem = ihm

"Ihr könnt ihm ein Buch geben."

Jetzt

• Wiederholung Kapitel 6 (naamvallen)
• Schreibaufgabe (Peppels)

Toetsweek

6 juli, lesuur 6

Lernliste D-N + N-D Kapitel 4

Grammatik: schema's + stappenplan

Sprachmittel Kapitel 4