Schrijven van een betoog - les 2

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Les 2 | argumenteren

Doel van de les 

1. Aan het einde van de les kunnen de studenten hun mening verwoorden over de inhoud van een argument (sterk-zwak). 

Herhaling vorige les

Vorige week heb je geleerd wat standpunten en argumenten zijn. Deze les gaan we hier dieper op in. Je gaat beoordelen of jij een argument sterk of zwak vindt.

05:21

Wie vond jij het meest overtuigend?

De jongen- Voorstanders (links)

Het meisje - tegenstanders (rechts)

05:28

Luister naar de argumenten en bepaal voor jezelf:

Wat jij een sterk argument vindt en waarom jij dat vindt.

12:54

Wat vond jij een sterk argument en waarom?

17:36

Wie vond jij het meest overtuigend?

De jongen, 2e spreker, voorstander

Het meisje, 1e spreker, tegenstander

18:06

Wie zou jij als winnaar uitroepen als je let op non-verbaal gedrag? Lichaamstaal?

De voorstanders (links)

De tegenstanders (rechts)

18:50

Wie zou jij als winnaar uitroepen als het gaat om inhoudelijke argumentatie?

De voorstanders (links)

De tegenstanders (rechts)

Hoe vond je het om dit debat te bekijken en te luisteren naar de argumenten? Beargumenteer je antwoord!

Het doel van de les was

1. Aan het einde van de les kunnen de studenten hun mening verwoorden over de inhoud van een argument (sterk-zwak). 

Je hebt nu een debat gehoord en allerlei verschillende argumenten. 

Wanneer vind jij een argument sterk en wanneer vind jij een argument zwak? 

Sterk argument: argument - uitleg - voorbeeld
Je mag kiezen of je een argument voor of tegen de stelling uitwerkt: 'Tweede Kamerfracties moeten een kwart van hun zetels afstaan aan de jongeren van hun partij.'

Wat vond jij een sterk argument en probeer dit argument volledig uit te werken.

Heb je dit doel bereikt?

1. Aan het einde van de les kunnen de studenten hun mening verwoorden over de inhoud van een argument (sterk-zwak).