This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Thema 4 Planten
Basisstof 3 Fotosynthese en Verbranding
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt stoffen indelen in organische stoffen en anorganische stoffen.
Je kunt de processen van fotosynthese en verbranding bij organismen beschrijven.
Je kunt beschrijven onder welke omstandigheden fotosynthese en verbranding plaatsvinden.
Slide 2 - Slide
Verbranding en fotosynthese
Slide 3 - Mind map
Organische stoffen
Organische stoffen zijn stoffen waar levende en dode organisme uit zijn opgebouwd of door deze organismen zijn gevormd.
Organische stoffen die in de natuur voorkomen zijn altijd door organismen gevormd. Organische stoffen zijn energierijk.
Slide 4 - Slide
Anorganische stoffen
Komen voor in de levende en in de levenloze natuur.
Voorbeelden: Mineralen en Water.
Planten hebben mineralen nodig om aan fotosynthese te doen.
Slide 5 - Slide
Organisch en anorganisch stoffen
Slide 6 - Slide
Organische en anorganische stoffen
Slide 7 - Slide
Anorganische en Organische stoffen
Organische stoffen zijn stoffen waaruit een organisme is opgebouwd of door een organisme is gemaakt:
bijv. koolhydraten (glucose, suiker, zetmeel), vetten, eiwitten en cellulose.
Anorganische stoffen Komen in de natuur en in organismen voor: bijv. water, mineralen, zuurstof en koolstofdioxide.
Slide 8 - Slide
Fotosynthese en verbanding
Bij fotosynthese zet een plant koolstofdioxide en water om in glucose en zuurstof. Glucose bevat veel energie.
Van glucose en mineralen maakt de plant de energierijke stoffen waaruit hij bestaat.(vetten, koolhydraten, eiwitten)
Ook gebruikt de plant glucose als brandstof bij verbranding.
Slide 9 - Slide
Stofwisseling
Omzetten van stoffen in andere stoffen in een organisme
Slide 10 - Slide
Fotosynthese en verbranding
Overdag(in het licht) ontstaatin de bladeren vaak meer zuurstof en glucose dan de plant bij verbranding overdag verbruikt.
Zuurstof die niet direct gebruikt wordt, wordt afgegeven aan de lucht.
Glucose die niet direct gebruikt wordt, wordt omgezet in zetmeel en tijdelijk opgeslagen in de bladeren.
Slide 11 - Slide
Verbranding
's Nachts (in het donker) vindt in een plant alleen verbranding plaats.
In het donker verbruikt de plant zuurstof en geeft koolstofdioxide af aan de lucht.
's Nachts wordt het zetmeel in de bladeren omgezet in suikers.
De suikers worden opgelost in water en vervoerd via de bastvaten naar alle andere delen van de plant.
Slide 12 - Slide
Fotosynthese en verbranding
Slide 13 - Slide
Indicator
Je kunt koolstofioxide niet ruiken en niet zien. Als je dit gas wilt aantonen kun je gebruik maken van een indicator.
Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.
Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide. Kalkwater is water met opgelost kalk. Wanneer kalkwater samenkomt met koolstofdioxide wordt het water troebel.
Koolstofdioxide is een gas in de lucht. Je kunt het niet zien en niet ruiken.
Helder kalkwater
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Wat is noodzakelijk voor fotosynthese?
A
lucht
B
warmte
C
licht
D
glucose
Slide 16 - Quiz
fotosynthese vooral 's nachts plaats
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Fotosynthese kan plaatsvinden in...
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën
D
Schimmels
Slide 18 - Quiz
Bij fotosynthese ontstaat er ....
A
koolstofdioxide
B
verbranding
C
zuurstof
D
water
Slide 19 - Quiz
Is proces 2 een volledige of een onvolledige verbranding?
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding
Slide 20 - Quiz
Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur
Slide 21 - Quiz
Wanneer vindt verbranding plaats?
A
Altijd
B
Alleen als je sport
Slide 22 - Quiz
voor verbranding is licht nodig
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quiz
Vetten zijn organische stoffen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Glucose is een
A
anorganische stof
B
organische stof
Slide 25 - Quiz
Koolstofdioxide is een organische stof
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Anorganische stoffen bevatten meer energie dan organische stoffen