Japan Hst 5: Maatschappij in de Edo-periode. (1603-1868)

Edo-periode.
 Een nieuwe tijd
  • Hiernaast zie je Tokugawa Ieyasu
  • Eerste leider van het Tokugawa sjogoenaat: een dynastie, want erfopvolging
  • Gecentraliseerde macht en politiek gebaseerd op controle -> Bakoefoe
  • Controle over buitenlandse invloed: isolationisme
  • Keizer geen rol in de politiek
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Edo-periode.
 Een nieuwe tijd
  • Hiernaast zie je Tokugawa Ieyasu
  • Eerste leider van het Tokugawa sjogoenaat: een dynastie, want erfopvolging
  • Gecentraliseerde macht en politiek gebaseerd op controle -> Bakoefoe
  • Controle over buitenlandse invloed: isolationisme
  • Keizer geen rol in de politiek

Slide 1 - Slide

Kenmerken Edo-periode (1603 tot ca 1700)
  • Standenmaatschappij met 4 standen
  • Bakoefoe (=ambtenarenapparaat) regelde alles in zake wetgeving, rechtspraak, privileges, plichten, beloning en promotie (in het leger)
  • Hiërarchie heel belangrijk (invloed Confucianisme)               
  1. ->Oud boven jong
  2.  ->Man boven vrouw
  3. ->hoogste stand boven 
  • centralisatie o.a. door aanleg wegen door heel Japan


Slide 2 - Slide

Vier standen
 Eerste stand
  •  士 (shi), klasse van de vechters : de keizer, de shogun, daimio, de samoerai, de bakoefoe. Ook bepaalde geleerden, artsen en kunstenaars (sommige samoerai ontwikkelden zich tot geleerden en kunstenaars)
  • Zij bezaten het meeste land.
  • Een lager geplaatste iemand moest altijd uit de weg gaan en knielen voor de Shi.
  • De samoerai hadden als enig wapens en mochten andere burgers doden als zij zich niet correct gedroegen.
  • ca. 10% van de bevolking

Slide 3 - Slide

Vier standen
Tweede stand
  • 農 (nô), dit is de klasse van de boeren. 
  • Zij bezaten weinig grond-> alleen grondbezitters  invloed op dorpsbestuur
  • Meeste boeren waren pachter-> veel verplichte herendiensten
  • Respect omdat zij het essentiële voedsel produceerden.
  • 80 % van de bevolking
  • Betaling 40-50% van de oogst als belasting
  • Verplicht sober leven ( bijv. geen rijst)

Slide 4 - Slide

Vier standen
Derde Stand
  • 工 (kô), ->de handwerkslieden, 
  • Maakte van de producten van de boeren andere bruikbare artikelen.
  • georganiseeerd in een gildensysteem
  • Meesters en gezellen
  • leefden veelal in de steden

Slide 5 - Slide

Vier standen
Vierde stand
  • 商 (shô), -> handelaren. 
  • Zij verkochten dingen door, maar maakten zelf niets.
  • Leefden in de steden
  • vaak heel rijk 

Slide 6 - Slide

De paria's
Eta en Hinin
Tegenwoordig: Burakumin
  • Staan onderaan de sociale ladder, verschoppelingen, paria's
  • Vallen buiten de standenindeling.  
  • "Permanent Onrein" door hun (erfelijke) beroep (aanraking met bloed, vuil, ziekte): leerlooiers, slachters, doodgravers, vuilnismannen, bedelaars enz. Eta = "vol vuil"
  • Invloed shintoïsme en boedhisme 
  • Moesten buiten de stad leven.
  • Worden, ook tegenwoordig nog, zwaar gediscrimineerd.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Welke rol speelde Tokugawa Ieyasu in de Japanse geschiedenis? Hij was
A
de eerste keizer
B
de eerste sjogoen
C
een "eenmaker"
D
de eerste religieuze leider

Slide 9 - Quiz

De Bakoefoe wilde met de strenge standensamenleving Japan vormen tot een
A
dictatuur
B
de sterkste macht in Azië
C
zelfvoorzienend land
D
een handelsland

Slide 10 - Quiz

De handelaren stonden onderaan
de sociale ladder omdat
A
De eerste stand jaloers was op hun rijkdom
B
Ze niets zelf produceerden
C
De eerste stand vaak schulden had bij de handelaren
D
Ze in de stad woonden

Slide 11 - Quiz

De keizer had in de Edo periode meer politieke macht dan in het tijdperk der Strijdende Staten
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Onder de Tokoegawa-sjogoens sloot Japan zich meer en meer af van de rest van de wereld.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Kenmerken latere Edo-periode. (ca 1700-1853/1868)
  • Verschuiving van welvaart en economische macht van Daimio's & Samoerai naar de stedelijke 4e klasse van Japan door de Sankin kotai->Afname (economische) macht Daimio's & Samoerai  
  • Vrede en welvaart zorgt voor culturele bloei, ook gericht op eigen geschiedenis
  • Afname maatschappelijke noodzaak sjogoenaat en Bakoefoe  (want militair van aard) -> in tijden van vrede leger niet nodig
  • Groeiende onvrede over hoge belastingen in alle lagen van de bevolking
  • Groei besef aanwezigheid van een zich ontwikkelende buitenwereld -> Rangaku

Slide 14 - Slide

Isolationisme/Sakoku
Het Tokugawa-sjogoenaat wilde Japan Japans houden ->
  • Sloot alle grenzen
  • Verbod op aanwezigheid/contact Westerlingen en Westerse ideeën (ook Christendom). 
  • Nederlanders enige Europeanen met handelscontact via het eiland Deshima (bij Nagasaki)(1641)

Slide 15 - Slide

Oorzaken voor het isolationisme
  • Eindelijk vrede en eenheid
  • Christendom (uit westen) werd gezien als ondermijnende invloed (ontkende macht en positie Keizer) 
  • Shimabararebellie van 1637-38. Dit was een opstand die door Christenen werd gesteund.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Rangaku
  • Letterlijk: Nederlandkunde
  • vergaren van Westerse kennis  via Desjima tijdens de Sakoku 
  • Pas in 18e eeuw uitgebouwd (-> Japanners mochten Nederlands leren)
  • Door deze houding verkreeg Japan enige wetenschappelijke kennis en technologische vooruitgang uit het Westen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Zet de onderstaane groepen in de juiste standenvolgorde 
1e
2e
3e
4e
paria's
Samoerai
Boeren
Eta en Hinin
Ambachtsliedenn
Handelaren

Slide 20 - Drag question

Lees par. 5.2 (op blz. 40-41) over de Sankin Kotai.
Leg uit dat de Sankin Kotai de macht van de Daimio verzwakte. Doe dit door te zeggen :
- wat de Sankin Kotai was en
-hoe de macht van de Daimio daardoor kleiner werd

Slide 21 - Open question

Maak in het kader hieronder opdracht 9 van blz 44

Slide 22 - Open question