Hoofdstuk 13 Geluid paragraaf 2 Toonhoogte

Hoofdstuk 13 Geluid paragraaf 2 Toonhoogte
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 13 Geluid paragraaf 2 Toonhoogte

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

13.2.1 Je kunt de trillingstijd van een toon bepalen aan de hand van een oscilloscoopbeeld.
13.2.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met de trillingstijd en de frequentie van een geluidstrilling.
13.2.3 Je kunt een verband leggen tussen de frequentie van een geluid en de toonhoogte.
13.2.4 Je kunt de bovengrens en ondergrens van het frequentiebereik van de mens benoemen.
13.2.5 Je kunt uitleggen door welke drie factoren de toonhoogte van een snaar wordt bepaald.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Toonhoogte
Met je stem kun je hoge en lage tonen maken.

 Als je op een heel hoge toon praat, voel je het geluid hoog in je keel.

 Praat je met een heel lage stem, dan voel je het geluid laag in je keel.

Slide 4 - Slide

Toonhoogte
 Een korte, dunne gitaarsnaar trilt snel. Als je deze snaar aanslaat, hoor je een hoge toon. 

Bij een hoge toon trilt de snaar snel.

 Een lange, dikke gitaarsnaar trilt langzamer. De toon van deze snaar is lager.

Als je een gitaar een tijdje niet hebt gebruikt, klinken de snaren vals. Dat komt doordat de snaren niet meer strak genoeg gespannen zijn. Je moet de snaren van de gitaar dan stemmen.


Slide 5 - Slide

Stemmen
Elke snaar zit vast aan een stemschroef. 

Met die schroef kun je de snaar strakker of losser draaien.

 Zo verander je de toonhoogte van de snaar. 
Maak je de snaar losser, dan wordt de toon lager. 
Draai je de snaar strakker, dan wordt de toon hoger.

Slide 6 - Slide

Oscilloscoop
Schepen gebruiken ook een echo.

Onder het schip hangt een apparaat dat geluid naar de zeebodem stuurt. Dit apparaat heet een echolood.

De zeebodem kaatst het geluid terug naar het schip. Een ontvanger onder het schip vangt de echo op. Een computer meet hoelang het geluid onderweg is geweest. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Trillingstijd 
De tijdbasis van de oscilloscoop is ingesteld op 2 ms/div. Dat betekent dat elk hokje 2 milliseconden ‘breed’ is.

Je ziet 8 trillingen. 
Je doet dus 10x2ms=20ms
Je wilt alleen de trillingstijd van 1 trilling weten dus doe je 
20 ms : 8 = 2,5 ms en dit is de trillingstijd


Slide 10 - Slide

Frequentie
De toonhoogte van een geluid hangt af van het aantal trillingen per seconde. 

Bij een snelle beweging zijn er veel trillingen per seconde. Je hoort dan een hoge toon.

 Het aantal trillingen per seconde noem je de frequentie. 

Bij een grote frequentie heb je een hoge toon.

Slide 11 - Slide

Frequentie
Bij muziek worden de tonen aangegeven met letters. 
Zo geeft de tweede snaar van een gitaar de toon A. 
Toon A heeft een frequentie van 440 trillingen per seconde.
1 trilling per seconde noem je 1 hertz.
Je zegt dan: toon A heeft een frequentie van 440 hertz.
Hertz kun je afkorten met Hz. 440 hertz wordt dan 440 Hz.

Slide 12 - Slide

Formule

Slide 13 - Slide

frequentiebereik
• in de bergen

• in een lege zaal

• in een echoput

• tussen hoge gebouwen

• in een tunnel of onder een viaduct

Slide 14 - Slide

Huiswerk

Samen opdracht 6 
BLZ 97

Slide 15 - Slide

Huiswerk

Opdracht 1 t/m 13
BLZ 96-104

Slide 16 - Slide