H3 Zugspitze Schritt 18-28 - O.V.T. zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden
en de verleden tijd
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zwakke werkwoorden
en de verleden tijd

Slide 1 - Slide

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig (geen klinkerverandering in de verleden tijd)
... hebben een vaste stam
...hebben vaste uitgangen

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 2 - Slide

Ezelsbruggetje tegenwoordige tijd




Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:
(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 3 - Slide

Je leerde de volgende rij voor de tegenwoordige tijd
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Extra uitleg?
Bekijk dan de video op de volgende pagina.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-te
-test
-te
-ten
-ten
-tet

Slide 8 - Drag question

Er ..... bis 1789 Musik an der Universität Bonn. (studeerde)
A
studiert
B
studierte
C
studiertet
D
studieret

Slide 9 - Quiz

Vertaal 'jullie kochten'

kaufen (= kopen)
A
ihr kaufte
B
ihr kauftet
C
ihr kauftete
D
ihr kauft

Slide 10 - Quiz

Verleden tijd: machen

Es ....... richtig Spaß, das Lied zu singen.
A
macht
B
machte
C
machtet
D
machst

Slide 11 - Quiz

Verleden tijd: lachen
Mein Freund ...... über einen Witz.

Slide 12 - Open question

Verleden tijd: weinen
Du ...., weil du deine Tasche verloren hattest.

Slide 13 - Open question

En bij deze de verleden tijd?
Ich ___________ (warten) eine Stunde lang auf den Bus.

Slide 14 - Open question

Bijzonderheden........
Als de stam eindigt op -d of -t     
Dan beginnen alle uitgangen automatisch met een 'e'


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
red
red
red

red
red
red
-ete
-etest
-ete
-eten
-eten
-etet

Slide 17 - Drag question

Wat is de correcte verleden tijdsvorm?
> er [arbeiten]
A
arbeitet
B
arbeitete
C
arbeitetet
D
arbeite

Slide 18 - Quiz

Wat is de correcte verleden tijdsvorm?
> ihr [baden]
A
bade
B
badet
C
badete
D
badetet

Slide 19 - Quiz

Verleden tijd:
Warum [antworten] du nicht?

Slide 20 - Open question

Verleden tijd: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?
A
antworteten
B
antworetet
C
antwortete
D
antworte

Slide 21 - Quiz

Vertaal 'wij borstelden'

bürsten (= borstelen)
A
wir bürsten
B
wir bürstet
C
wir bürsteten
D
wir bürstten

Slide 22 - Quiz

Zum Schluss: voltooid deelwoord
ich habe gemacht
normaal: ge - stam - t

ich habe geredet
stam -d / -t: ge - stam - et

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link