Recreatieles, verbijfsrecreatie en het kiezen van een recreatie activiteit

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Consumptieve techniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Budget is het bedrag dat de gast...
timer
0:20
A
aan het eind van de dag heeft uitgegeven
B
aan het eind van de dag over heeft
C
heeft voor iets extra's als een frietje of ijsje
D
wat de gast kan en wil uitgeven

Slide 6 - Quiz

Voor welke doelgroep is een wijnproeverij?
timer
0:20
A
11 tot 14 jaar
B
0 tot 4 jaar
C
18+ jaar
D
15 tot 17 jaar

Slide 7 - Quiz

Wat is animatie?
timer
0:20
A
het vermaken van een groep gasten
B
het is een soort verblijfrecreatie
C
een activiteitenprogramma
D
vraaggestuurde recreatie

Slide 8 - Quiz

Wat is een ontwikkeling?
of noem hier een voorbeeld van.
timer
1:00

Slide 9 - Open question

Waar moet je rekening mee houden bij het kiezen van een activiteit.
timer
0:20
A
Budget, bedrijf, stad
B
Budget, seizoen, doelgroep,
C
O. M. A.
D
Tijdstip, bedrijf, activiteit

Slide 10 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met commercieel belang?
timer
0:20
A
geld aan iets verdienen
B
een product
C
een dienst
D
iets voor het goede doel doen

Slide 11 - Quiz

vertel in eigen woorden wat een doelgroep is?
of geef hier voorbeelden van.
timer
1:00

Slide 12 - Open question

timer
1:30
verblijfsrecreatie

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

Maken totaalopdracht 2.5
hoeveel tijd?: 10 minuten werken.
hoe?: zelfstandig en stil werken.
Hulp nodig?: 1. zelf nadenken, 2. zachtjes vragen buur, 3. vinger.
Klaar?: Vergelijk antwoorden met buur.
Extra : Bedenk 3 manieren van promotie voor hotel, werk uit.

Beantwoordt nu de vragen a. t/m d. op bladzijde 232

Slide 15 - Slide

timer
1:30
hoe kies ik een goede activiteit?

Slide 16 - Mind map

Slide 17 - Slide

Maken totaalopdracht 3.3
hoeveel tijd?:  30 minuten.
hoe?: werken in tweetallen.
Hulp nodig?: 1. zelf nadenken, 2. zachtjes overleggen, 3. vinger.
Klaar?: Laat zien aan docent.
Extra : samen maken totaalopdracht 3.4 (blz. 242).

Beantwoordt nu de vragen a. t/m c. vanaf bladzijde 238

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide