Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is en kan je dat herkennen  in een tekst
  • heb je geoefend met figuurlijk taalgebruik
  • heb je geoefend met de nieuwe moeilijke woorden en uitdrukkingen uit  h2 van woordenschat 

Slide 2 - Slide

Beeldspraak 

Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik.



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bij figuurlijke taal betekent een woord niet precies wat er staat.



Voorbeelden:
Hij woont in het hart van de stad.
Het is een beer van een vent.
Door hem ben ik nu mooi de sigaar.
Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.


Slide 5 - Slide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: tegen de lamp lopen --> je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 6 - Slide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 7 - Slide


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.

Slide 13 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 14 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 15 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 16 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Opdracht:

  1. Songtekst 'ik doe alles op gevoel' doorlezen tijdens het afspelen van het liedje
  2. Markeer de momenten waar gebruik is gemaakt van figuurlijk taalgebruik en nummer ze (de eerste zin is dus zin 1, etc.)
  3. 'Vertaal' het figuurlijke taalgebruik. Wat wordt er letterlijk bedoeld? Schrijf dat in je schrift met het nummer erbij van de zin in de songtekst



Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen

timer
12:00

Slide 19 - Slide

Ik weet wat figuurlijk taalgebruik is en kan dat herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll