Les 1 spelling klas 1bk

Welkom bij Nederlands!
Op tafel:
Leesboek
Laptop (dicht)
Geen kauwgom, eten/drinken
Geen telefoons
Geen jassen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Op tafel:
Leesboek
Laptop (dicht)
Geen kauwgom, eten/drinken
Geen telefoons
Geen jassen

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  • lesdoel
  • stil lezen
  • praten over je boek
  • instructie 
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik  punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken. 

Slide 3 - Slide

Stil lezen
timer
8:00

Slide 4 - Slide

praten over je boek

Slide 5 - Slide

Instructie
Leestekens zorgen ervoor dat een tekst makkelijker te lezen is. Als je een leesteken vergeet of verkeerd gebruikt, maak je een spelfout.



Slide 6 - Slide

Instructie
Welke leestekens zijn er allemaal?
  • punt
  • vraagteken
  • uitroepteken
Er zijn er nog meer, maar deze les gaat over deze drie leestekens. 

Slide 7 - Slide

Instructie - zo gebruik je leestekens
  • Eindig een gewone zin met een punt (.): Ik eet geen vlees.
  • Eindig een vraagzin met een vraagteken (?): Ken je het verhaal van Reinaert de Vos?
  • Eindig een uitroep (bijvoorbeeld van verbazing of woede) met een uitroepteken (!): Wat een goed idee!

Let op: gebruik nooit twee van deze leestekens na elkaar.

Slide 8 - Slide

Instructie
komma:
  • tussen twee persoonsvormen.
Als de politie naar je ID vraagt, moet je die kunnen tonen.
  • voor voegwoorden (behalve voor het woord en) zoals: omdat, terwijl, maar, nadat, want.
Liet gaat naar Zweden, omdat hij aan een toernooi meedoet.
  • tussen delen van een opsomming.
De afkorting horeca staat voor hotel, restaurant en café.

Slide 9 - Slide

Instructie
dubbele punt:
  • als je iets aankondigt of opsomt.
Er zijn hier drie restaurants: een Turks, een Japans en een Iraans.
  • als je iemand citeert.
Victor vroeg: ‘Doe jij het raam even open?’

Slide 10 - Slide

Instructie
aanhalingstekens:
  • als hoge, kleine ‘kommaatjes’ die om een woord of zinsdeel kunnen staan. Die woorden worden voor de lezer extra gemarkeerd.
  • ook bij een citaat (een zin in de directe rede):
De leraar zei: ‘Wat iemand letterlijk zegt, noem je een citaat.’

Slide 11 - Slide

Instructie
Je gebruikt een dubbele punt en aanhalingstekens als je letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd. Dit letterlijk overnemen noem je citeren.


Slide 12 - Slide

Instructie
Zo citeer je
Zet voor het citaat een dubbele punt.
Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.
Zet het citaat tussen aanhalingstekens. Bijvoorbeeld:
- Jelte vroeg: Kunt u mij meer informatie geven?
- Tijdens de gymles gilde Sharon: Dat durf ik niet!

Slide 13 - Slide

Instructie
Let op: als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt. Wel komt er een komma na het citaat en het aanhalingsteken.
- ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.
- ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’, vroeg Danique.

Slide 14 - Slide

Toepassen
Pak je schrift en maak van de volgende zinnen een citaat.
1. Gisteren vertelde de docent dat zij een ongeluk heeft gehad.
2. Mijn moeder schreeuwde dat ik mijn kamer moest opruimen.
3. Mijn vriend zei dat hij niet mee wilde naar het zwembad. 
4. Ik vroeg aan mijn vader of ik wat later thuis mocht komen. 
5. De zwemster zei dat ze nog net geen wereldrecord te pakken had. 

Slide 15 - Slide

Toepassen
Jullie gaan online naar Nieuw Nederlands, Cursus 7 Spelling. Jullie maken tijdens de les de opdrachten van paragraaf 2 - leestekens, helemaal af. 

Slide 16 - Slide

EVALUATIE
Wat was het lesdoel? Hoe ging het maken van de opdrachten?



  • Heb je het lesdoel behaald?

Slide 17 - Slide

Huiswerk
alle opdrachten van paragraaf 2, cursus 7, helemaal af.


Alles af? dan 
geen huiswerk!

Slide 18 - Slide