paper 1 writing oefenen

Unit studentenleven
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Unit studentenleven

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
  • oefenen voor jullie examen: SCHRIJVEN
  • (nog maar 2 lessen!!)
  • Tekstdoelen herhalen
  • stappenplan schrijven

REMINDER
vandaag verslag open dag inleveren op MB

Slide 2 - Slide

Informeren
  • Je leest feiten.
  • Er staat geen mening in.
  • Bijvoorbeeld: krantenbericht,
    schoolboek 
    of een handleiding.

Slide 3 - Slide

Overtuigen (convince)
  • Je leest de mening van de schrijver.
  • Bijvoorbeeld: recensie, betoog, ingezonden brief in een krant.

Slide 4 - Slide

Activeren
  • Je wordt aangespoord (urged) om iets te kopen of om  ergens naartoe te gaan.
  • Bijvoorbeeld: advertentie, 
    filmposter, verkiezingsaffiche.

Slide 5 - Slide

Amuseren
  • Teksten die geschreven zijn ter vermaak, voor je plezier dus. Bijvoorbeeld om te ontspannen.
  • Bijvoorbeeld: strip, verhaal, mop.

Slide 6 - Slide

Welk tekstdoel past bij een strip (comic)?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 7 - Quiz

Welk tekstdoel past bij een betoog (argument)?
A
Amuseren
B
Activeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 8 - Quiz

Welk tekstdoel past bij lesboek?
A
Informeren
B
Activeren
C
Beschouwen
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

Welk tekstdoel past bij een ingezonden brief (brief in readers section in paper)?
A
Amuseren
B
Overtuigen
C
Informeren
D
Instrueren

Slide 10 - Quiz

Welk tekstdoel past bij een gedicht (poem)?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 11 - Quiz

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 12 - Drag question

Noem de drie tekstsoorten waarbij het doel informeren is.
A
Een krantenartikel
B
Een lesboek
C
Een gedicht (poem)
D
Het weerbericht

Slide 13 - Quiz

Schrijven

Slide 14 - Slide

Drie fasen van het schrijfproces
Als je een tekst gaat schrijven, ga je niet meteen schrijven. Je bereidt (prepare) de tekst eerst stap voor stap voor. Daarna schrijf je pas de tekst.


Het schrijfproces bestaat uit drie fasen:
  • voorbereiden 
  • uitvoeren 
  • controleren 

Slide 15 - Slide

Stappenplan schrijven – Voorbereiden (1)
De eerste fase van het schrijfproces, het voorbereiden, begint met 
1 het vaststellen van het schrijfdoel (overtuigen, informeren, activeren, amuseren)
2 de doelgroep
3 het onderwerp 
4 de deelvragen van je tekst. 

Bij een overtuigende tekst bedenk je ook wat je standpunt en argumenten zijn.

Slide 16 - Slide

1. SCHRIJFDOEL
Informeren 

nieuwsbericht, reportage, achtergrondartikel, brochure, voorlichtingsfolder

Slide 17 - Slide

1. SCHRIJFDOEL
Instrueren

recept, handleiding, gebruiksaanwijzing

Slide 18 - Slide

1. SCHRIJFDOEL
Overtuigen/betogen

ingezonden brief, forumbijdrage op internet, recensie, sommige columns

Slide 19 - Slide

1. SCHRIJFDOEL
overhalen/activeren bijvoorbeeld: reclamefolder, advertorial, uitnodiging

Maar: veel teksten zijn een mengvorm (mixture). Voorbeeld?

Slide 20 - Slide

2 Doelgroep - wat is dat?
  • Groep mensen voor wie je schrijft (target audience).
  • Goed beeld krijgen van de doelgroep.
  • Onderzoeken - wat weet de doelgroep al? (voorkennis)
  • Stem je taalgebruik af (adjust your language)
     op de doelgroep 
  • Waarom? Je tekst wordt doelgerichter (more 
    targeted) en duidelijker.

Slide 21 - Slide

Kinderen
Pubers
Mannen
Ouderen
Vrouwen
Zakenmensen

Slide 22 - Slide

Bekijk deze
afbeelding
goed....
timer
0:10

Slide 23 - Slide

Voor welke doelgroep is de
advertentie geschreven?
A
Kinderen
B
Ouders
C
Docenten
D
Medewerkers

Slide 24 - Quiz

Tekstsoorten in IB past paper
Blog, toespraak, e-mail, ansichtkaart, artikel, brief, social media post, profielschets. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Oefenopdracht
https://www.youtube.com/watch?v=62ELlrXs5EI

of een opdracht uit het past paper

Slide 29 - Slide

Writing
Stappenplan gebruiken:
1. Wat is je schrijfdoel ?
2. kies de tekstsoort en de tekstconventies (conventions)
3. het onderwerp (given)
4. deelvragen/alinea's
5. Schrijven
6. controleren (criterion B en C zitten die in je tekst?)

Slide 30 - Slide

Video alinea en tekstverbanden

Slide 32 - Slide