Periode 4 - Week 4

English
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

English

Slide 1 - Slide

To Do:
  • Planning
  • Examen Schrijven A2
  • Taalblokken: examentraining A2
  • Taalblokken: Grammatica en Spelling A2

Slide 2 - Slide

Planning

Slide 3 - Slide

Examen Schrijven
17 juni 2025
60 minuten
3 opdrachten
Digitaal
Woordenboek

Beoordelingscriteria:
  • Inhoud
  • Niveau
  • Samenhang
  • Woordenschat
  • Grammatica
  • Spelling & interpunctie
  • Afstemming publiek

Slide 4 - Slide

Taalblokken
Examentraining Schrijven A2
1.2 Een brief of e-mail schrijven: 1-5
1.4 Een review schrijven: 1-5

Finished: Grammatica & Spelling A2

Slide 5 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Lidwoorden : a / an / the / geen lidwoord

  • zelfstandig naamwoord begint met een medeklinkerklank: a      >  a table
  • zelfstandig naamwoord begint met een klinkerklank: an   > an apple
  • bepaald lidwoord / meervoud : the  > the (only) doctor 
  • geen lidwoord: at school / in hospital  / in het algemeen


* uniform
*hour
*only child

Slide 6 - Slide

Gebruik: the / a / an /--

Slide 7 - Slide

Zelfstandige naamwoorden: meervoud
  • Bij de meeste woorden -s of -es aan het woord plakken.
one chair - two chairs                one pizza- two pizzas                one boy- two boys
one kiss -   two kisses                one box- two boxes                    one play - two plays

  • Eindigt woord op medeklinker + y => -y wordt ies
one country - two countries         one strawberry -two strawberries

  • Eindigt woord op een -o => -es toevoegen.
one tomato - two tomatoes            one potato - two potatoes



Slide 8 - Slide

Zelfstandige naamwoorden: meervoud
  • Eindigt woord op een -f of -fe => -ves toevoegen
one  shelf >two  shelves                 one knife> two knives

  • sommige woorden hebben eigen meervoud > uit je hoofd leren. 
one mouse > two mice           one (wo)man > two (wo)men  one foot >two feet

  • sommige woorden blijven hetzelfde in het meervoud.
one fish > two fish           one sheep> two sheep    one deer> two deer

Slide 9 - Slide

Maak het meervoud van:

Slide 10 - Slide

Bijwoorden & Bijvoeglijk naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over eigenschap of toestand van een zelfstandig naamwoord
-the blue car
-a busy street

Bijwoord: zegt o.a. iets over een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord.
-a very busy street.
-he speaks loudly

Slide 11 - Slide

Bijwoorden

Slide 12 - Slide

Vul het bijwoord/bijv. naamwoord in:

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide