H5.1 en 5.2- Energie, reactie en reactiewarmte

Introductie 
Sommige reacties verlopen niet of nauwelijks, terwijl andere reacties explosief verlopen. Met een katalysator kun je reacties sneller laten verlopen. Bij alle reacties is sprake van een energie-effect. Een reactie kan aflopend zijn, maar er kan zich ook een evenwicht instellen. Al deze onderwerpen komen aan bod in de komende lessen met onderwerpen uit Hfst 5 en 6

1 / 47
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Introductie 
Sommige reacties verlopen niet of nauwelijks, terwijl andere reacties explosief verlopen. Met een katalysator kun je reacties sneller laten verlopen. Bij alle reacties is sprake van een energie-effect. Een reactie kan aflopend zijn, maar er kan zich ook een evenwicht instellen. Al deze onderwerpen komen aan bod in de komende lessen met onderwerpen uit Hfst 5 en 6

Slide 1 - Slide

Paragraaf 5.1
5.1.1 Je kunt het energie-effect van een reactie weergeven in een
      energiediagram en uit een energiediagram het energie-effect aflezen.
5.1.2 Je kunt redeneren over energieomzettingen bij chemische     
          processen en daarbij de wet van behoud van energie gebruiken.
5.1.3 Je kunt de duurzaamheid van een brandstof of energiebron
          beoordelen op basis van emissies en energieopbrengst.

Slide 2 - Slide

Paragraaf 5.2
5.2.1 Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen
         met behulp van de vormingswarmte.
5.2.2 Je kunt het rendement als percentage van de
          theoretische opbrengst gebruiken in berekeningen aan
          energieomzettingen.

Slide 3 - Slide

Waarom leer je dit?
Wanneer een reactie energie nodig heeft om te verlopen, moet een bedrijf energie inkopen. Het is belangrijk om te kunnen berekenen hoeveel energie er nodig is.
Wanneer er bij een reactie warmte vrijkomt, moet de reactor gekoeld worden, om te zorgen dat deze niet oververhit raakt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een explosie. Het is daarom belangrijk om te kunnen berekenen hoeveel warmte er vrijkomt.

Slide 4 - Slide

Wet van behoud van energie
  • Energie kan niet verloren gaan!
  • Energie kan wel van vorm veranderen  (energie-omzetting), bijvoorbeeld:
      chemische energie --> warmte (bij verbranden van aardgas)

      chemische energie --> licht (bij verbranden van Mg)
      chemische energie --> elektrische energie (in een batterij)

Slide 5 - Slide

Kwaliteit van energie: Hoeveel wordt
omgezet in nuttige energie?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Verdampen van alcohol.
A
exotherm
B
endotherm

Slide 8 - Quiz

Ontstaan van rijp op grassprietjes
("rijpen" = fase-overgang g --> s)
A
exotherm
B
endotherm

Slide 9 - Quiz

ENDOtherm
EXOtherm
Als het proces de ene kant op warmte kost, dan komt er bij het omgekeerde proces warmte vrij. 
    (Wet van behoud
            van energie)

Slide 10 - Slide

Elektrolyse van water
A
exotherm
B
endotherm

Slide 11 - Quiz

Vorming van water uit waterstof en zuurstof
A
exotherm
B
endotherm

Slide 12 - Quiz

Verbranden van aardgas
A
exotherm
B
endotherm

Slide 13 - Quiz

Hoe zie je aan de temperatuurverandering of een reactie endo- of exotherm is?

Slide 14 - Slide

Bij oplossen van natriumhydroxide in water stijgt de temperatuur van de oplossing.
A
exotherm
B
endotherm

Slide 15 - Quiz

Natriumhydroxide en zoutzuur van 18 °C worden samengevoegd.
Na de reactie is de temperatuur 23 °C
A
deze reactie is exotherm, want de stoffen worden warmer
B
deze reactie is endotherm, want de stoffen worden warmer
C
deze reactie is exotherm, want de omgeving wordt warmer
D
deze reactie is endotherm, want de omgeving wordt warmer

Slide 16 - Quiz

Bekijk op de volgende dia het filmpje van een chemische reactie tussen twee vaste stoffen.

Welke stoffen hebben de meeste energie: de beginstoffen of de reactieproducten?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

De reactie was endotherm
De temperatuur daalde, dus er is energie opgenomen uit de omgeving.
Deze energie is opgenomen door de stoffen.
De reactieproducten hebben dus meer energie dan de beginstoffen waar je mee begon

Slide 19 - Slide

Energiediagram
In een energiediagram wordt de chemische energie (E) van de beginstoffen en van de reactieproducten weergegeven:

  • bij een exotherme reactie hebben de beginstoffen MEER   
      energie dan de reactieproducten
  • bij een endotherme reactie hebben de beginstoffen MINDER
      energie dan de reactieproducten

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Vraag

kun je een energiediagram tekenen?

Slide 22 - Slide

WAAROM ONTBRANDT EEN LUCIFER NIET UIT ZICHZELF?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Bij een exotherme reactie komt er energie vrij. 
De eindproducten bevatten minder energie dan beginproducten.
Het netto energie-verschil is negatief.


Slide 27 - Slide

Bij een  endotherme reactie moet continu energie worden toegevoegd. 
De eindproducten bevatten meer energie dan de beginproducten.
Het netto energie verschil is positief.

Slide 28 - Slide

Reactiewarmte
Wet van behoud van energie: bij een proces verandert alleen de soort energie, niet de hoeveelheid. 

Chemische reactie = de energie van stoffen

Deze kan worden omgezet  in andere energievormen zoals warmte, licht, kinetische energie (= beweging) en/of elektrische energie.
De verandering in chemische energie tijdens een reactie is:
 ΔE = E reactieproducten – E beginstoffen



Slide 29 - Slide

Reactiewarmte
Energie-effect:
Een reactie waarbij energie vrijkomt noemen we exotherm. Er komt meer energie vrij dan dat nodig is voor de reactie. ∆ E = negatief.
Een reactie waarbij energie nodig is noemen we endotherm. Er is meer energie nodig dan dat er vrijkomt. E = positief.


Kijk altijd vanuit de stof.



Slide 30 - Slide

Reactiewarmte
In een energiediagram geef je weer hoeveel energie stof(fen) opnemen en afstaan. Dit moet je kunnen tekenen.
Fotosynthese:                                       Verbranding van glucose: 
6CO2 + 6H2O → C6H12O6 + 6O2        C6H12O6 + 6O2 → 6CO2  6H2O


Slide 31 - Slide

Een verbranding is een endotherm/exotherm proces (1),
omdat er energie vrijkomt/nodig is (2).
(20 s)
A
endotherm (1) nodig (2)
B
endotherm (1) vrijkomt (2)
C
exotherm (1) nodig (2)
D
exotherm (1) vrijkomt (2)

Slide 32 - Quiz

Reactiewarmte
Vormingswarmte:
De hoeveelheid energie die vrijkomt/nodig is, voor de vorming van 1 mol van een stof uit de elementen (niet-ontleedbare stoffen) Binas 57A/ B

De vormingswarmte van een element = 0 J/mol



Slide 33 - Slide

Reactiewarmte
Berekening reactie-energie: houd rekening met coëfficiënten!
 
E = E vorming reactieproducten - E vorming beginstoffen
 ∆E = (q x E vorming stof C + r x E vorming stof D) - 
          (m x E vorming stof A + n x E vorming stof B)


Slide 34 - Slide

Vormingswarmte (Binas tabel 57A)
De hoeveelheid warmte die vrijkomt of nodig is voor de vorming van 1 mol van die verbinding uit de niet-ontleedbare stoffen (elementen)

Slide 35 - Slide

Reactiewarmte berekenen

ΔE = Ev(reactieproducten) − Ev(beginstoffen)

CH4(g) + 2 O2(g)  -->  CO2(g)  + 2 H2O(l)

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Voorbeeld(zie binas tabel 57)
De vorming van lachgas uit de elementen stikstof en zuurstof:
  2 N2 (s) + 2 O2 (g) → 2 N2O(g)  
vormingswarmte eind: 
2 mol N2O = + 0,816 per mol * 2 = 1,632 x 105 joule
vormingswarmte begin = 0 (want elementen)
reactiewarmte = eind- begin = 1,632 - 0 = 1,632 x 105 joule


 

Slide 38 - Slide

vormingswarmte per mol
Soms moet je de vormingswarmte per mol stof berekenen.
dan moet je dus nog delen door het aantal mol stof.
voorbeeld:
We hebben net de vormingswarmte van deze reactie berekend:
2 N2 (s) + 2 O2 (g) → 2 N2O(g)  = 1,632 x 105 joule
Dat is per mol N2O = (1,632:2) = 0,816*105 joule

Slide 39 - Slide

geef de reactiewarmte van methanisering:

Slide 40 - Open question

uitwerking
eind = CH4     = -0,75 (binas 57B)
              2 H2O = (gas, binas 57A) = -2,42 * 2 = -4, 84
Begin = 4 H2 = element = 0 * 4 = 0
                  CO2 = - 3,935 
totaal = eind - begin = (-0,75  + - 4,84) - (0 + -3,935) = -1,655*105 joule


Slide 41 - Slide

Reactiesnelheid
Reactie:
Stoffen reageren wanneer er effectieve botsingen plaats vinden.
De atomen laten elkaar los en vormen nieuwe groepjes atomen.
Dit gebeurt alleen bij voldoende krachtige botsingen en wanneer dit op de juiste plaats gebeurt (botsende deeltjesmodel).

Reactiesnelheid:
De hoeveelheid stof (in mol) die in een bepaalde tijd (seconde)
verdwijnt of ontstaat in een bepaald volume (L).

Slide 42 - Slide

Reactiesnelheid
Reactiesnelheid wordt groter door:
  • Temperatuur verhogen
  • Contactoppervlak vergroten
  • Concentratie verhogen
  • Katalysator toevoegen

Uitleg in paragraaf 2

Slide 43 - Slide

0,1 gram magnesiumlint reageer sneller/langzamer (1) dan 0,1 gram magnesiumpoeder met zoutzuur omdat (2): (45 s)
A
sneller (1) het lint groter is (2)
B
sneller (1) de concentratie groter is (2)
C
langzamer (1) het contactopp. kleiner is (2)
D
langzamer (1) concentratie van het poeder kleiner is (2)

Slide 44 - Quiz

Een katalysator versnelt de reactie omdat deze:

(20 s)
A
zorgt voor meer effectieve botsingen
B
het contactoppervlak vergroot waardoor er meer effectieve botsingen zijn.
C
de activerinsenergie verlaagt
D
de deeltjes sneller laat bewegen

Slide 45 - Quiz

Reactiesnelheid
Katalysator/Enzym:
Een katalysator doet wel mee aan de reactie, maar raakt niet op.
Het wordt wel gebruikt, maar niet verbruikt. Een katalysator verlaagt 
de activeringsenergie.

Energieniveaus begin- en eind-
stoffen blijven gelijk.
E blijft dus ook gelijk.

Slide 46 - Slide

Evenwichtsreacties
Soms kunnen stoffen heen, maar ook terug reageren.

Als heen- en teruggaande reactie even snel zijn, spreek je van evenwichtstoestand.

Omdat de hoeveelheden stof gelijk blijven (er ontstaat net zoveel als wordt omgezet), blijft de concentratie ook gelijk.

Slide 47 - Slide