Spelling en Fictie-Bijspijkeren dag 4

Spelling
Aan het eind van de les:
  • weet je weer wanneer je een hoofdletter gebruikt en wanneer niet. Let op: zo makkelijk is het niet!
  • kun je de regels over de meervouds-n bij verwijzingen toepassen

1 / 67
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 67 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling
Aan het eind van de les:
  • weet je weer wanneer je een hoofdletter gebruikt en wanneer niet. Let op: zo makkelijk is het niet!
  • kun je de regels over de meervouds-n bij verwijzingen toepassen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wanneer wordt hierop gelet?
Onder andere bij:
- schrijfopdrachten (Dorpskrant, schrijven van een uiteenzetting), maar ook op je eindexamen.
- toelatingen voor opleidingen en sollicitaties
- uitingen op social media
- dates

  • Niet overal even belangrijk. Voorbeeld?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lees deze tekst:
De voogol heefd staan keiken naarhet schrivt van de vosen. Die vondun hut bulankreik dat egt goet wort guspeld. Al deese wordden zein moejluk te lesen, ut is un groote gaaos.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Waarom is het belangrijk dat we woorden spellen volgens de regels? En niet zoals je het hoort?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Het is belangrijk om goed te spellen
Ja
Nee

Slide 6 - Poll

This item has no instructions

Taal

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De krant hoeft het bericht niet te rectificeren, want iedereen begrijpt toch wat de schrijver bedoelt
A
eens
B
oneens

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Zwembad met achtbanen of acht banen?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is foutloos spellen het belangrijkst? Zet op volgorde van belangrijkheid.

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Mijn antwoorden

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

deze winter willen wij op vakantie gaan naar frankrijk maar we weten niet of we met de thalys naar het zuidoosten kunnen of met een amsterdamse sneltrein. 33 dagen hebben we nog, voordat we gaan. ijskoud zal het er zijn. we wachten tot meneer de raaff het heeft uitgezocht.

Slide 12 - Open question

Deze winter willen wij op vakantie gaan naar Frankrijk, maar we weten niet of we met de Thalys naar het zuidoosten kunnen of met een Amsterdamse sneltrein. 33 dagen hebben we nog, voordat we gaan. IJskoud zal het er zijn. We wachten tot meneer De Raaff het heeft uitgezocht.
Hoofdletters
- Het eerste woord van een zin schrijf je (bijna) altijd met een hoofdletter. 
  • Twaalf procent rente is erg veel.

Wanneer doe je dat niet?
  • 12% rente is erg veel.
  • & betekent ‘en’.
  • 's Morgens drink poets ik mijn tanden.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters
- Het eerste woord van een zin schrijf je (bijna) altijd met een hoofdletter.

- Aardrijkskundige namen (ook samenstellingen) en talen
  • Hilversum, Centraal-Amerika, Spaanse wijn, Limburgs, Engels



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters
- Het eerste woord van een zin schrijf je (bijna) altijd met een hoofdletter.

- Aardrijkskundige namen (ook samenstellingen) en talen

- Historische gebeurtenissen: 
  • de Tweede Wereldoorlog


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters
- Het eerste woord van een zin schrijf je (bijna) altijd met een hoofdletter.

- Aardrijkskundige namen (ook samenstellingen) en talen

- Historische gebeurtenissen: 

- Titels van boeken, films, kranten, evenementen, prijzen:
  • Geest, Dune, de Volkskrant, de Olympische Spelen, de Nobelprijs

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters
(Merk)namen (maar niet in samenstellingen)
  • Jip en Janneke, Aladin, familie Berber*
  • Jumbo, Philips, Google
  • Die barbiepop mag je houden.

Heilige personen en zaken:
  • God, Allah, de Bijbel
  • Let op: niet in samenstellingen godsdienst, bijbelverhaal





Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Persoonsnamen
Tussenvoegsels van namen ('de' 'van' 'el') schrijf je met een kleine letter als er een ander deel van de naam (bijvoorbeeld de voornaam) voor staat.
  • Ilse de Jong

Als er geen deel van de naam voor staat, schrijf je wel een hoofdletter bij het eerste tussenvoegsel.
  • mevrouw De Vries
  • meneer Van der Sluis

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Feestdagen
Feestdagen zijn namen, dus die schrijf je met een hoofdletter. 
  • Kerstmis/ Moederdag/ Nieuwjaar/ Suikerfeest/ Chanoeka 

Woorden die er van zijn afgeleid niet (samenstellingen of periodes of tijdperken).
  • halloweenversiering, kerstaanbieding, paasvakantie
  • carnaval, ramadan (langere periode), middeleeuwen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

extra
Seizoenen, maanden en richtingen: 
  • de zomer, het noordoosten, het is nu november

In het Engels schrijf je de maanden 
  • wel met een hoofdletter. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Wat heb je in deze les over hoofdletters geleerd wat je nog niet wist?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Opdracht zelfstandig maken
Geef aan welke vorm van het woord [tussen haakjes] juist is? 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

[In de avond] kijk ik meestal televisie.
A
's avonds
B
'S avonds
C
's Avonds
D
'S Avonds

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

De buren van mijn opa en oma heten [de bruin].
A
De buren van mijn opa en oma heten de Bruin.
B
De buren van mijn opa en oma heten de bruin.
C
De buren van mijn opa en oma heten De bruin.
D
De buren van mijn opa en oma heten De Bruin.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

[karin van der veen] is een nicht van [meneer van de lee].
A
Karin van der Veen is een nicht van meneer Van Der Lee.
B
Karin van der Veen is een nicht van meneer Van der Lee.
C
Karin Van Der Veen is een nicht van meneer van der Lee.
D
Karin Van Der Veen is een nicht van meneer Van Der Lee.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

in het [zuiden] van [nederland] vieren we al [carnaval].
A
In het zuiden van Nederland vieren we al Carnaval
B
In het Zuiden van Nederland vieren we al carnaval.
C
In het zuiden van Nederland vieren we al carnaval
D
In het Zuiden van Nederland vieren we al Carnaval

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

ijsjes zijn heel lekker.
A
IJsjes zijn heel lekker.
B
Ijsjes zijn heel lekker.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Heb je de lesstof begrepen? Weet je nu wanneer je geen hoofdletters schrijft, en wanneer juist wel? IJsjes en een leuk paasfeest?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

This item has no instructions

LES 2

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

"Je bent nooit klaar met te worden wie je bent"
"Een aanrader voor alle jongens en meiden die worstelen met de vraag: 'Wie ben ik eigenlijk?'
"Een boek dat stof geeft tot nadenken"

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Ruimte/ Setting/ Sfeer

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Tijdvolgorde

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Tijdvolgorde
Chronologisch: verhaal wordt verteld in volgorde zoals het gebeurd is.

Eventueel met...
... een korte (paar woorden of zinnen) terugverwijzing:
(er wordt bijvoorbeeld gesproken over / gedacht aan iets dat vroeger is gebeurd zonder dat het verhaal wordt onderbroken)
... een korte (paar woorden of zinnen) vooruitverwijzing (waarin iets wat nog gaat gebeuren in de toekomst wordt verteld) bijvoorbeeld: "Die avond zou de ergste avond uit mijn leven worden"


Niet chronologisch: gebeurtenissen (scènes) worden in andere volgorde verteld
flashback: Verhaal springt terug in tijd (langer dan terugverwijzing). 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Laag tempo (traag verteld verhaal): 
  • veel pagina's om een kort tijdsbestek te beschrijven.

Hoog tempo (verhaal wordt snel verteld):
  • weinig pagina's om een lang tijdsbestek te vertellen 
......
......
.......
.......
 vul in 
veel weinig 
lang kort
Verteltempo

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Laag tempo (traag verteld verhaal):
  • veel pagina's om een kort tijdsbestek te beschrijven.

Hoog tempo (verhaal wordt snel verteld):
  • weinig pagina's om een lang verhaal te vertellen 
Verteltempo

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Spanning

Slide 37 - Slide

This item has no instructions



Alles wat je nieuwsgierig maakt naar de afloop zodat je verder wilt kijken/lezen:

  • Open plekken
  • Uitstel
  • Cliffhanger 
  • Vermoeden 
  • Onverwachte wending 
  • Informatievoorsprong 
  • Bedreigende situatie
      of omgeving
Vragen die het verhaal oproept
Je bent bijna bij de ontknoping, de schrijver laat je wachten
Een onderbreking net op een spannend moment
Je denkt het te snappen, maar weet het nog niet precies
               Er gebeurt ineens iets anders dan je verwacht
              Als lezer weet je al iets wat de hoofdpersoon niet weet
            De hoofdpersoon zit in een bedreigende situatie of omgeving
SPANNING

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Welke manieren om spanning op te bouwen herkende je in de trailer
(open plekken, uitstel, cliffhanger, vermoeden, onverwachte wending, informatievoorsprong, bedreigende situatie, bedreigende omgeving, cliffhanger)?

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Beeldspraak

Slide 41 - Slide

This item has no instructions


Straks

... weet je wat beeldspraak is.
... kun je verschillende vormen van beeldspraak herkennen en benoemen.
... weet je wat stijlfiguren zijn.
... kun je stijlfiguren herkennen en benoemen.



Dit hebben jullie geleerd bij de Dorpskrant 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Beeldspraak
Hoe beschrijf je geluk, blijdschap, verwarring, verdriet, de geur van je favoriete vakantieplek, de rommel in je kamer?

Je kan beelden gebruiken om iets te beschrijven. Je gebruikt  en vergelijkt dan de werkelijkheid (letterlijk) met een beeld (figuurlijk).

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

-------------
---------

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Vergelijking met 'als'
als een boer met kiespijn
--------------

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Mijn oma is zo trots als een pauw op mijn prestaties.

Het trots zijn van de oma wordt vergeleken met een pauw (een trots dier).

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Vergelijking zonder 'als'
-------------------------------------

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Metafoor
------------------------------------------------------

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Die boom fouilleert iedereen die het festivalterrein op wil.


Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Metaforen



  • Letterlijk: Als student woonde ze in een kamer die rook als een zwijnenstal. 
  • Het ruikt in haar kamer dan dat echt 💩💩 vies.


  • Figuurlijk: Haar studentenkamer is net een zwijnenstal.
  • Wat je eigenlijk wilt zeggen is dat het een troep is, niet dat er (letterlijk) overal hooi en 💩💩 ligt.


Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Personificatie
"Mijn wekker haat me echt, hij schreeuwt elke ochtend alsof z’n leven ervan afhangt."
"Mijn telefoon slaapt op het bureau"
"Papier is geduldig"

Wat is het levenloze voorwerp?
Wat is de menselijke eigenschap?

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Personificatie
  • De wind slaat in mijn gezicht
  • Dromend wiegde de boom in de wind.
  • De kast steunde en kreunde onder het gewicht van al die boeken.
  • Mijn fiets smeekt om een opknapbeurt.

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Metonymia
Als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat ermee te maken heeft. Het gaat niet (zoals bij een metafoor) om de vergelijking, maar om verband.

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Metonymia
  • Ghana speelde vanavond zijn laatste groepswedstrijd. (bedoeld is: het Ghanese team, voetbalelftal o.i.d.)
  • De schuwe pluimstaart klom heel snel de boom in. (bedoeld is: de eekhoorn (met z’n pluimstaart)
  • Heb je je tong verloren? (bedoeld is: je vermogen om te praten)
  •  Onze buren hebben lekkage. (bedoeld is: (in) het huis van de buren lekt (het)

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

STIJLFIGUREN

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Stijlfiguren
Er zijn verschillende stijlfiguren. Op de volgende slides volgt per stijlfiguur de uitleg.
  • Herhaling (repetitio)
  • Opsomming (enumeratie)
  • Tegenstelling
  • Paradox
  • Eufemisme
  • Overdrijving (hyperbool)
  • Understatement
  • Ironie
  • Sarcasme


Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Ze waren ziek, zwak en misselijk
Wat een lol hadden die zingende, brallende en schreeuwende studenten.
Wat waren de dorpsbewoners nieuwsgierig: de boeren, de schoolmeesters, de huismoeders…

Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Zij steunen elkaar door dik en dun.

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

Je zegt iets dat in eerste instantie tegenstrijdig lijkt, maar als je erover nadenkt, blijkt het diepere betekenis te hebben of zelfs waar te zijn.
Let op: het is dus niet een echte tegenstelling, maar een schijnbare.

Hoe meer ik weet, hoe meer ik besef dat ik eigenlijk niets weet.

→ Lijkt tegenstrijdig, maar het betekent dat kennis je bewust maakt van je eigen onwetendheid.
Hij was alleen in de menigte.
→ Lijkt tegenstrijdig, maar het zegt iets over eenzaamheid. Zelfs als je niet alleen bent kun je je eenzaam voelen.

Slide 61 - Slide

This item has no instructions

Slide 62 - Slide

This item has no instructions

Slide 63 - Slide

This item has no instructions

Cristiano Ronaldo en Lionel Messi kunnen wel een aardig balletje trappen.

Slide 64 - Slide

This item has no instructions

niet kwetsend
“Je kletst de oren van mijn hoofd”, zegt het meisje tegen de verlegen jongen.

Natuurlijk werkt m’n wifi weer perfect… precies nu ik een filmpje wil kijken."

Slide 65 - Slide

This item has no instructions

harde, bijtende spot
Omdat ironie soms lastig is te herkennen, gebruiken jongeren (bijvoorbeeld WhatsApp) soms emoji’s of sarcasme-tags zoals “/s”.

Slide 66 - Slide

This item has no instructions

Slide 67 - Video

This item has no instructions