Les 5 en 6

Bonjour!!!!

On commence dans.....

Aan het einde van deze week .....

• ....Heb ik belangrijke onderdelen herhaald 
• ... Heb ik nieuwe woorden in mijn persoonlijke woordenlijst gezet.
• ... Heb ik kennis gemaakt met een nieuw thema: après les cours

1.   De les duurt 45 min 

2.  Je hebt nodig: laptop: lesson up app, schrift, pen

3.  Spullen liggen op tafel, let op wanneer docent wil beginnen met de les.. 

Semaine 25: mardi le dix-sept et mercredi le dix-huit juin

Et maintenant c'est à vous: 

1. Extra oefenen:  Als je extra wilt oefenen vraag mij

2. Oefenen werkwoord: - vouloir, verbuga.eu

3. Leren woorden: studie go 

4. Planning maken, samenvatting, leren

5. Diagnostische toets maken - deze moet ook, in ieder geval 

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ......

1. français
2. française
3. françaises

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul et Marc sont deux garçons

1. sportif
2. sportive
3. sportifs
4. sportives

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Ma mère n'est pas

1. paresseuse
2. paresseux
3. paresseuses

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul a les cheveux

1. grises
2. grises
3. gris

Marianne porte une jupe

1. roug
2. rouge
3. rougs
4. rouges

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Ma soeur est une fille .....

1. actif
2. actifs
3. actives
4. active

Vul de juiste vorm in van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes
Mon frère a les yeux (groen)

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
Ma soeur est très (klein)

La maison de mes grands-parents est très (groot)

Paul et Marc sont (Frans)

orange

marron

noir

bleu

jaune

violet

blanc

gris

rose

rouge

vert

le verbe vouloir

je	veux
tu	veux
il / elle/ on	veut
nous	voulons
vous	voulez
ils / elles	veulent

ik	wil
jij	wilt
hij / zij / men	wil
wij	willen
jullie / u	willen/ wilt
zij [mmv / vmv]	willen

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'aller' met het onderwerp

veux

veux

veut

voulons

voulez

veulent

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
je ...

1. veux
2. veut
3. voulons
4. veulent

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
ils ...

1. veux
2. veut
3. voulons
4. veulent

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
on ...

1. voulez
2. veut
3. voulons
4. veulent

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
vous ...

1. voulons
2. voulez
3. vouloir
4. veulent

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
Romain

1. veux
2. voulez
3. veut
4. veulent

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
Mes parents ...

1. veut
2. voulons
3. veulent
4. vouloir

Wat zeg je als je beleefd iets vraagt ?

Donc: 

20 = vingt

21 = vingt et un

22 = vingt-deux

23 = vingt-trois

24 = vingt-quatre

25 = vingt-cinq

26 = vingt-six

27 = vingt-sept

28 = vingt-huit

29 = vingt-neuf

20 = vingt

30 = trente

40 = quarante

50 = cinquante

60 = soixante

Wat betekent:
seize

1. 6
2. 16
3. 60
4. 66

Wat betekent:
quatorze

1. 40
2. 4
3. 14
4. 44

Wat betekent:
vingt-quatre

1. 14
2. 40
3. 24
4. 20

1. trente et cinq
2. cinq et trente
3. trente-cinq
4. trente-et-cinq

1. cinquante-six
2. six et cinquante
3. cinquante et six
4. cinquante-et-six

1. soixante un
2. soixante-et-un
3. un et soixante
4. sixante-et-un

apprendre 8

1. l'argent de poche                 8. de krant

2. à la mode                                9. het schoolplein

3. la réponse                             10. iedere

4. important

5. assez

6. vinden

7. verdrietig

Les 5 en 6