21. Je weet welke groepen zich inzetten voor de emancipatie van arbeiders en hoe
zij dit deden.
23. Je kent de betekenis van het begrip ‘emancipatiebeweging’.
34. Je kunt de opkomst van het feminisme als emancipatiebeweging verklaren en
beschrijven.
35. Je kunt de standpunten van de vier zuilen over de Schoolstrijd en het algemeen
kiesrecht benoemen en verklaren.