Opgave 1Vul in (hoger of lager):
a. Hoe dikker een snaar, des te ..... de toon.
b. Hoe strakker een snaar, des te ..... de toon.
c. Hoe langer een snaar, des te ..... de toon.
Opgave 2
Dennis sluit een toongenerator aan op een oscilloscoop. Zo kan hij drie verschillende tonen, A, B en C, zichtbaar maken. Hieronder is afgebeeld wat Dennis achtereenvolgens op het scherm ziet.
a. Hoeveel trillingen zijn aanwezig bij A, B & C?
b. Zet de trillingen in volgorde van lage naar hoge frequentie.