8.2 Nederland en de EU

8.2 Nederland en de EU
VMBO GL KLAS 3
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

8.2 Nederland en de EU
VMBO GL KLAS 3

Slide 1 - Slide

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 2 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 3 - Quiz

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 4 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 5 - Quiz

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China
B
Duitsland koopt van Nederland
C
Brussel koopt van Londen
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven

Slide 6 - Quiz

         In deze les leer je:
         - het verschil tussen de EU en de EMU;
         - de invloed van wisselkoersschommelingen op de
            export en import.
        
       
         
          

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

EU = Europese Unie:
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 10 - Slide

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro hebben ingevoerd.

De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Bij een stijging van de wisselkoers van buitenlands geld:
= de prijs van de dollar, pond, yen enz. gaat omhoog, dan
  • kost import meer = stijgende importprijzen = dalende import
  • betalen consumenten meer voor geïmporteerde producten
  • dalen de exportprijzen (de € is voor andere landen goedkoper geworden

       --> verbetering concurrentiepositie EMU-landen)

  • brengt export meer op = stijgende export = stijgende werkgelegenheid




Slide 13 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Slide

Welke afspraken zijn er in de Europese Unie gemaakt?

Slide 15 - Open question

Juist of onjuist?
In alle landen van Europa kun je
met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 18 - Quiz

Als de waarde van een euro gisteren
1 dollar was is en nu 1,30 dollar, dan is de wisselkoers van de euro:
A
gestegen
B
gedaald

Slide 19 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 20 - Quiz

maak opgave(n) 13, 16, 18 en 20

Slide 21 - Slide

extra uitleg/

verdieping


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Slide 31 - Video