Noteer het argument: Ik kan niet goed tegen spanning, dus doe ik liever geen eindexamen.
1 / 22
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Noteer het argument: Ik kan niet goed tegen spanning, dus doe ik liever geen eindexamen.
Slide 1 - Open question
Is het argument een waarderende uitspraak of een feitelijke uitspraak?
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 2 - Quiz
Functiewoorden
Elke alinea heeft een functie
- inleiding: ...
- slot: ...
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Welke functie kan een inleiding hebben?
Slide 5 - Mind map
Welke functie kan een slot hebben?
Slide 6 - Mind map
Functiewoorden
Elke alinea heeft een functie - Inleiding: onderwerp introduceren, standpunt noemen, etc. - Slot: conclusie, samenvatting, advies, etc.
Herkenbaar aan signaalwoord: daarentegen, daarnaast, etc.
Slide 7 - Slide
Functiewoorden
Vaak voorkomende functiewoorden:
aanbeveling
probleemstelling
tegenwerping
uitwerking
verklaring
weerlegging
Slide 8 - Slide
Functiewoorden
Vaak voorkomende functiewoorden:
aanbeveling: advies/goede raad
probleemstelling: probleem omschrijven
tegenwerping: reactie op een mening/stelling
uitwerking: extra informatie over een (deel)onderwerp
verklaring: uitleg waarom iets zo is
weerlegging: ontkrachting argumentatie
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Lezen - Functiewoorden
Een tekstgedeelte (een of meer zinnen of een of meer alinea’s) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord.
Er zijn verschillende functiewoorden, onder andere:
> argument > aanleiding > oplossing
> conclusie > constatering > probleemstelling
> standpunt > gevolg > tegenwerping
> voorbeeld > oorzaak > uitwerking
> aanbeveling > samenvatting
Slide 11 - Slide
Lezen - Functiewoorden
Een tekstgedeelte (een of meer zinnen of een of meer alinea’s) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord.
Er zijn verschillende functiewoorden, onder andere:
> afweging > nuancering
> anekdote > vraagstelling
> definitie
Slide 12 - Slide
Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument
Slide 13 - Quiz
Wat is een anekdote?
A
een grappig en herkenbaar verhaaltje
B
een reden om ergens over te schrijven
C
een bepaalde vraag
D
een constatering
Slide 14 - Quiz
Waar komt een afweging vaak voor?
A
aan het begin van een tekst
B
in de bron van een tekst
C
in het midden van een tekst
D
aan het eind van een tekst
Slide 15 - Quiz
In welke zin staat een nuancering?
A
Je ben niet meteen verslaafd als je één sigaret hebt gerookt.
B
Roken is nog veel schadelijker dan mensen denken.
C
Bovendien stinken mensen die roken uit hun mond.
D
Heb je er wel eens aan gedacht wat roken doet met je witte muren?
Slide 16 - Quiz
Welk functiewoord hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Constatering
C
Probleemstelling
D
Uitwerking
Slide 17 - Quiz
Welk functiewoord hoort bij deze tekst?
A
Aanleiding
B
Uitwerking
C
Verklaring
D
Constatering
Slide 18 - Quiz
Welk functiewoord hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Probleemstelling
D
Uitwerking
Slide 19 - Quiz
Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
timer
0:15
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden
Slide 20 - Quiz
Wat doen functiewoorden?
timer
0:15
A
Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.