H2 en 3 lezen Talent BK2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

H2 en 3 lezen Talent BK2

Test jezelf

Ter voorbereiding op de toets van morgen!

Kies twee signaalwoorden die een opsomming aangeven.

1. want
2. ook
3. tijdens
4. verder

Kies twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.

1. daarna
2. doordat
3. maar
4. echter

Kies twee signaalwoorden die een voorbeeld aangeven.

1. zo
2. daarentegen
3. zoals
4. ten eerste

Lees tekst 1 verkennend.
Wat is het tekstdoel van tekst 1?

1. activeren
2. amuseren
3. overtuigen
4. informeren

Welke alinea's vormen de kern van de tekst?

1. alinea 2 en 3
2. alinea 1,2 en 3
3. alinea 3 en 4
4. alinea 2

Wat is het onderwerp van de tekst, denk je?

Lees tekst 1 nauwkeurig. Wat is de functie van de inleiding?

1. De schrijver geeft zijn mening over het onderwerp.
2. De schrijver stelt een vraag over het onderwerp.
3. De schrijver vertelt iets over het onderwerp.

Wat doen walvissen met de liedjes die ze horen?

Waarom zingen alleen mannetjeswalvissen liedjes, volgens de onderzoeker?

Noteer het signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft in de inleiding.

Benoem de tegenstelling in alinea 2. Schrijf de twee delen op.

Verwijswoorden.
Waarnaar verwijst ze (alinea 2)?

Waarnaar verwijst het (alinea 3)?

Mening.
Noorwegen is mijn favoriete vakantieland, omdat de bergen daar zo mooi zijn.
Welk deel van de zin is de mening? Schrijf dit deel op.

Waar of niet waar?
Een betoog is een tekst waarmee de schrijver de lezer wil overtuigen van zijn mening

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Dus en kortom zijn voorbeelden van signaalwoorden die een conclusie aangeven.

1. waar
2. niet waar

Lees tekst 2 verkennend.
Wat is het onderwerp van de tekst, denk je?

Wat is het tekstdoel?

1. activeren
2. amuseren
3. informeren
4. overtuigen

Is deze tekst een betoog denk je?
Leg je antwoord uit.

Wie is de schrijver van de tekst?

1. Een leerling
2. Een ouder
3. Een docent
4. Een lid van het Longfonds

Welk woord in de inleiding heeft je geholpen bij het antwoord op de vorige opdracht?

Welke twee signaalwoorden voor een reden staan in de inleiding?

Welke mening heeft de schrijver?
Markeer de zin en schrijf over.

Hoeveel argumenten geeft de schrijver?
Markeer alle argumenten in de tekst.

1. 4
2. 5
3. 2
4. 3

Wie hebben er volgens de schrijver bezwaar tegen een rookvrij schoolplein en wat is hun argument?

Waarnaar verwijst dat (alinea 2)?

Waarnaar verwijst het (alinea 3)?