Met of zonder -n?

Vandaag
-Korte terugblik
-Uitleg over met of zonder- n?
-Huiswerkcheck en nakijken
-Aan de slag met nieuwe opdrachten en gedicht
-Wat vergeet je niet van deze les?
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
-Korte terugblik
-Uitleg over met of zonder- n?
-Huiswerkcheck en nakijken
-Aan de slag met nieuwe opdrachten en gedicht
-Wat vergeet je niet van deze les?

Slide 1 - Slide

Wel of geen -n?
Alle klasgenoten hadden nieuwe kleren gekocht. Sommige(n) hadden een nieuwe spijkerbroek. Enkele(n) daarvan waren donkerblauw, maar de meeste(n) vonden de lichtblauwe het mooist

Slide 2 - Open question

De regel:
Woorden als sommige, enkele, enige etc. schrijf je soms met een -n en soms zonder een -n. 

Je schrijft alleen een -n als de zin aan 2 voorwaarden voldoet: 
1. Het woord verwijst naar personen. 
2. Het woord is zelfstandig gebruikt.

Slide 3 - Slide

Zelfstandig??? 
Woorden als sommige, enkele, allen etc. kun je bijvoeglijk of zelfstandig gebruiken. 
Denk aan het bijvoeglijk naamwoord. 
Enkele eethuizen, sommige slangen, alle apothekers etc. 

Alle aanwezigen kregen een gratis consumptie van het theater.
Aanwezigen = de aanwezige mensen.

Slide 4 - Slide

Uitzondering
1 groep die bestaat uit telwoorden die altijd met een -n worden geschreven. 
Woorden als duizenden, tientallen, honderden, miljoenen. 



Slide 5 - Slide

Wel of geen -n?
Sommige(n) kregen een extra kerstpakket
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 6 - Quiz

Met of zonder -n?
Die boeken zijn al erg oud, maar sommige(n) zijn best leuk
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 7 - Quiz

Met of zonder -n?
Die boeken zijn best oud, maar sommige(n) lezen ze al te graag.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 8 - Quiz

Samenvatting
Telwoorden/bijvoeglijke naamwoorden als enkele, sommige, alle etc. schrijf je soms met een -n. 

Twee voorwaarden:
1. Het woord verwijst naar personen. 
2. Het woord is zelfstandig gebruikt. 

Slide 9 - Slide

Wat ga je oefenen?
Spelling h1 en h2 (LET OP NIET WERKWOORSPELLING!) 

Hoofdstuk 1: trema, apostrof etc. 
Hoofdstuk 2: met of zonder -n?

Slide 10 - Slide