Leçon 13 : les verbes réguliers en -er

Bonjour
T1B
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bonjour
T1B

Slide 1 - Slide

Programme 
pour la leçon 13
        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Supplément, p. 20: corriger l'exercice C
  • Le jeu du mouton pour réviser les prépositions 
  • Quizlet live 2-3
  • Les verbes réguliers en -er (=Regelmatige werkwoorden op -er



mardi 22 mars

Slide 2 - Slide

Supplément, p. 20: corriger l'exercice C

Slide 3 - Slide

Le jeu du mouton 
Le mouton est entre le carré et la colonne.
Le carré est à gauche et la colonne est à droite.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -er

Slide 6 - Slide

Je / J'
Tu
Nous
Il / Elle 
Vous
Ils / Elles 
U / Jullie 
Ik
Hij / zij 
Zij
Jij 
Wij 

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Video

Regelmatige ww op -er
Heel veel werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

Slide 9 - Slide

De stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl-
danser --> dans-

Slide 10 - Slide

Wat is de stam van het werkwoord 'habiter'?

Slide 11 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord 'adorer'?

Slide 12 - Open question

De uitgangen

Slide 13 - Slide

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 14 - Slide

Is "Je aime" juist of fout?
A
juist
B
fout

Slide 15 - Quiz

Tu te souviens? 

Slide 16 - Slide

Kies de juiste zin.
ww = AIMER
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste zin.
ww = REGARDER
A
Ils regardes le football.
B
Ils regardons le football.
C
Ils regardez le football.
D
Ils regardent le football.

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste zin.
ww = PARLER
A
Nous parles français.
B
Nous parlons français.
C
Nous parlent français
D
Nous parlez français.

Slide 19 - Quiz

JE
TU
IL/ELLE/
ON
NOUS
VOUS
ILS/
ELLES
-e
-ons
-e
-es
-ez
-ent

Slide 20 - Drag question

Qu'est-ce que c'est "on" ?
  1. In spreektaal wordt "on" gebruikt in plaats van "nous" (=wij). Bijvoorbeeld: On joue au foot = we voetballen
  2. "on" betekent ook "men". We gebruiken het om te generaliseren.                                                                          Bijvoorbeeld: - En France, on mange des croissants.           - Aux Pays-Bas, on aime les bitterballen.
  3. "on" word vervoegd als "il" en "elle", met een -e op het eind.

Slide 21 - Slide

Kies de juiste zin:
A
On mangeons des frites.
B
On mange des frites.

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste zin:
A
On habite en France.
B
On habitons en France.

Slide 23 - Quiz

Elles
Elles gebruik je allen als je zeker weet dat je over allen maar meisjes en/of vrouwen praat (vrouwelijk meervoud). Voor mannelijk meervoud of gemengd meervoud gebruik je ils.

Slide 24 - Slide

Als er 10 meisjes en 1 jongen zijn, wat gebruik je dan?
A
ils
B
elles

Slide 25 - Quiz

Maintenant
Faire(=maken):
    • Exercice D page 22 (supplément)
    • En silence! minutes!!
    • (Echt in stilte en zélf nadenken/doen, straks gaan we overleggen)
    timer
    3:00

    Slide 26 - Slide

    Ga naar VERBUGA.EU
    In de linkerkolom (tijden)
     kies Présent.
    Oefen met de volgende 
    werkwoorden:    
    AIMER - CHERCHER -
    DONNER - PARLER - 
    REGARDER 

    Schermtaal / vertaling / vraag in Nederlands.




    Slide 27 - Slide

    Les devoirs jeudi 24 mars :
    - Faire/Maken:
    • Supplément, p.22 + 23: exercices E + F
    • Pratiquer les verbes sur Verbuga 
    - Apprendre/Leren:
    • Quizlet 2-4 NL => FR

    Slide 28 - Slide