This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
1.1 sporen van de eerste mensen
1.1 Verleden, heden en toekomst
Slide 1 - Slide
De tien tijdvakken
Tijdvak staat voor een periode uit de geschiedenis. Elk tijdvak heeft een: - Naam (Tijd van ...) - Icoontje - Jaartallen - Periode - Kenmerkende aspecten
Slide 2 - Slide
De tijd van jagers en boeren
tot 3000 v.Chr.
Slide 3 - Slide
- Je kunt het verschil uitleggen tussen de prehistorie en historie.
- Je weet wat geschreven en ongeschreven bronnen zijn.
- Je weet wat direct/primaire en indirect/secundaire bronnen zijn.
- Je kunt bronnen indelen op basis van bovenstaande kenmerken.
Slide 4 - Slide
Prehistorie = de voorgeschiedenis
Historie = de geschiedenis
Slide 5 - Slide
1. Sleep de woorden naar het juiste vak.
Tijd zonder geschreven bronnen
Tijd met geschreven bronnen
Slide 6 - Drag question
Bronnen
(Overblijfselen) sporen uit het verleden. OF Geven informatie over het verleden.
Slide 7 - Slide
Geschreven
Ongeschreven
Slide 8 - Slide
Direct/primair
Indirect/secundair
Slide 9 - Slide
Oefenen
We gaan nu oefenen met de vaardigheid: Bronnen Beantwoord de volgende vragen.
Slide 10 - Slide
Stelling: Jager-verzamelaars hebben vooral geschreven bronnen nagelaten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
De periode waarover geen geschreven bronnen bestaan, noemen we?
Slide 12 - Open question
Het tegenovergestelde van de prehistorie is de historie. Welke bronnen kom je tegen in de historie?
A
Alleen ongeschreven bronnen
B
Alleen geschreven bronnen
C
Beide soorten bronnen
D
Geen bronnen
Slide 13 - Quiz
Secundaire bronnen zijn:
A
geschreven bronnen
B
bronnen die anderen gevonden hebben
C
uit de tijd zelf/ van de persoon zelf
D
uit andere tijden/door tussenpersonen bewerkt.
Slide 14 - Quiz
Geef een voorbeeld van een primaire bron.
Slide 15 - Open question
Sleep de ballonen naar het juiste vak:
Archeoloog
Historicus
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen
Slide 16 - Drag question
Ongeschreven bronnen
Geschreven bronnen
Slide 17 - Drag question
9.
Secundaire bronnen
Primaire bronnen
Primaire bronnen komen uit de tijd die je bestudeert
Secundaire bronnen komen uit een latere periode
Slide 18 - Drag question
Doel: Kennismaken en tijdvakken
Je kunt het verschil uitleggen tussen de prehistorie en historie
Je weet wat geschreven en ongeschreven bronnen zijn
Je weet wat direct/primaire en indirect/secundaire bronnen zijn
Je kunt bronnen indelen op basis van bovenstaande kenmerken
Slide 19 - Slide
Welke vragen heb je? Wat snap je nog niet helemaal?
Slide 20 - Open question
Stap 1: Ga naar bladzijde 8 in je lesboek
Stap 2: Gebruik blz. 9 en 10 vanaf alinea 'kennis van het verleden'.