Repaso cap 5

Plan de hoy
  •  Repasamos la gramática  juntos (samen)
  • Trabajar Bron K 29 + 30 + 31 solos (alleen)
  • Practicar en Quizlet woordjes 5.4 Nederlands - Spaans
Miércoles 17 de mayo
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Plan de hoy
  •  Repasamos la gramática  juntos (samen)
  • Trabajar Bron K 29 + 30 + 31 solos (alleen)
  • Practicar en Quizlet woordjes 5.4 Nederlands - Spaans
Miércoles 17 de mayo

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Completa con el pronombre posesivo correcto.
"Vivo con mis padres y ... perro".
A
mis
B
mi

Slide 4 - Quiz

Completa con el pronombre posesivo correcto.
"¿Cómo se llama ... (jullie) madre".
A
vuestro
B
vuestra
C
vuestros
D
vuestra

Slide 5 - Quiz

Completa con el pronombre posesivo correcto.
"Aquí tienes ... (jouw) libros".

Slide 6 - Open question

YO
ÉL/ELLA/USTED
NOSOTROS
VOSOTROS
ÉLLOS/ELLAS USTEDES
MI(S)
TU(S)
SU(S)
VUESTRO(S)/
VUESTRA(S)
NUESTRO(S)/
NUESTRA(S)
SU(S)

Slide 7 - Drag question

Es ... tableta (mijn)
A
mi
B
tu
C
su
D
vuestro

Slide 8 - Quiz

es ... gato (jouw)
A
mi
B
tu
C
su
D
nuestro

Slide 9 - Quiz

son ... cuadernos (haar)
A
mis
B
tus
C
sus
D
nuestros

Slide 10 - Quiz

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij welke betekenis?
mijn
jouw
zijn/haar/uw
ons/onze
jullie
hun/uw (mv)
Mi/mis
vuestro/-a
vuestros/-as
nuestro/-a
nuestros/-as
Tu/tus
Su/sus
Su/sus

Slide 11 - Drag question

Vul in:
_____ (mijn) tienda favorita es Zara
A
Mis
B
Mi

Slide 12 - Quiz

Vul in:
¿Cuánto cuestan ___ (jouw) zapatillas?
A
tus
B
tu

Slide 13 - Quiz

Vul in:
___ (onze) ropa es cara

Slide 14 - Open question

Vul in:
¿Cómo se llaman ___ (jouw) padres?

Slide 15 - Open question

Vul in:
Los zapatos son de Erica y Silvia.
Son ____ (hun) zapatos.

Slide 16 - Open question

Toekomende tijd
Hier volgen een aantal vragen over de Toekomende tijd die je hebt geleerd in Bron J.

Dit gebruik je als je iets wilt zeggen dat nog moet gebeuren of als je iets van plan bent. 

Slide 17 - Slide

Hoe maak je deze Toekomende tijd?
A
ir + de + heel werkwoord
B
ir + a + heel werkwoord
C
ser + de + heel werkwoord
D
ser + a + heel werkwoord

Slide 18 - Quiz

Tú (hablar) _________ con el jefe.
A
vas hablar a
B
a van hablas
C
vas a hablar
D
van a hablar

Slide 19 - Quiz

Él (estudiar) _________ para el examen.
A
va a estudiar
B
vais a estudiar
C
a estudiar va
D
van a estudia

Slide 20 - Quiz

Ik ga naar school
A
Vo a ir al instituto
B
Voy a ir a instituto
C
Voy a ir al instituto
D
Vo ir al instituto

Slide 21 - Quiz

Wij gaan naar de supermarkt
A
Vamos a ir al supermercado
B
Vamos al ir a supermercado
C
Vamos al supermercado
D
Vamos ir al supermercado

Slide 22 - Quiz

Maite en Paula gaan naar een feest
A
Van a ir la fiesta
B
Van ir a la fiesta
C
Van a ir al fiesta
D
Van a ir a la fiesta

Slide 23 - Quiz

Paula y yo (comprar) _________ el pan.

Slide 24 - Open question

Tú y tu familia (escuchar) ____ la radio.

Slide 25 - Open question

Welk voorzetsel gebruiken we?
Ir + ....

Slide 26 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Wij gaan iets drinken'

Slide 27 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans...?
'U gaat uitrusten'

Slide 28 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Zij gaan betalen'

Slide 29 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans...?
Ga jij een wandeling maken?

Slide 30 - Open question

Hacer Bron K frases clave 29 hasta 31

Practica en Quizlet woordjes 5.4 Nederlands - Spaans

Slide 31 - Slide

Para el SO tienes que estudiar:
Bron D bezittelijk voornaamwoord
Bron  E frases clave zinnen Spaans - Nederlands & Nederlands - Spaans
Bron J: toekomende tijd verbo IR + a + infinitief
5.1 woordjes Spaans - Nederlands
5.4 woordjes Nederlands - Spaans

Slide 32 - Slide