Les 9 Temperatuur VWO - mini

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Temperatuur

Leerdoelen

• Je kent onderdelen van een vloeistofthermometer

• Je weet hoe een vloeistofthermometer werkt

• Je kunt uitleggen wat het meetbereik van een thermometer is

• Een schaalverdeling in graden Celsius maken (ijken)

• Je kunt uitleggen waarom en hoe op een vliegveld snel de lichaamstemperatuur van reizigers kan worden gemeten.

Verschillende soorten thermometers

• kwikthermometer 
• vloeistofthermometer
  
• digitale thermometer
• bimetaalthermometer
• infraroodthermometer

Temperatuur heeft invloed op stoffen

dichtheid = massa / volume
Als een stof uitzet, dan wordt de dichtheid:

1. Groter
2. Kleiner

• De  onderdelen v.e. vloeistofthermometer  zijn:
• reservoir
• schaalverdeling
• stijgbuis
• vloeistof (meestal alcohol)
• Het meetbereik is hier van -20°C tot 120°C.

Bimetaal thermometers

Lees de thermometer bij a) zo nauwkeurig mogelijk af.

Lees de thermometer bij d) zo nauwkeurig mogelijk af.

In een oven kan de temperatuur stijgen tot boven 200 °C. Om de temperatuur in deze oven te meten, gebruik je thermometer:

1. 
2. 
3. 

Celsius

De zweedse astronoom Anders Celsius bedacht de temperatuurschaal voor de thermometers die werken met Celsius. 

De vloeistof in een vloeistofthermometer krimpt als de temperatuur:

1. Stijgt
2. Daalt

Het reservoir van een vloeistofthermometer is gevuld met:

1. Water
2. Alcohol
3. Kwik

Infraroodcamera

Valse kleuren

thermogram van een huis

thermogram mens

Een thermogram van een passagier: Welk lichaamsdeel heeft de laagste temperatuur?

1. de wangen
2. de neus
3. het voorhoofd
4. de ogen

Afsluiting

• Je kan verschillende soorten thermometers noemen
• Uitleggen hoe een vloeistofthermometer werkt
• Je kunt uitleggen wat het meetbereik is
• Een schaalverdeling in graden Celsius maken (ijken)
• Je kunt uitleggen waarom en hoe op een vliegveld snel de lichaamstemperatuur van reizigers kan worden gemeten.

Huiswerk

• Maak vraag 1 t/m 12 van paragraaf 3.2 in je huiswerkschrift
• Maak de vragen van paragraaf 3.1 af