3K - klachtenmail SHEIN + werkwoordspelling

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Thema B - Leefwereld

1. Lesdoelen
2. Video
3. Kijkvragen
3. Opdracht: klachtenmail
4. Afsluiting 

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Thema B - Leefwereld

1. Lesdoelen
2. Video
3. Kijkvragen
3. Opdracht: klachtenmail
4. Afsluiting 

Slide 1 - Slide

  • Je leert de kenmerken en standaardformuleringen van een formele brief en e-mail.
  • Je leert een klachtenbrief of klachtenmail schrijven.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Heb jij weleens iets gekocht bij SHEIN?
A
JA
B
NEE

Slide 4 - Quiz

Wat is SHEIN en waarom wordt het bedrijf bekritiseerd?

Slide 5 - Open question

Welke negatieve gevolgen heeft de kledingproductie van SHEIN voor het milieu?

Slide 6 - Open question

Hoe worden werknemers in de
fabrieken van SHEIN behandeld?


Slide 7 - Open question

Klachtenmail SHEIN
Schrijf een formele klachtenmail aan het bedrijf SHEIN over de duurzaamheid van hun producten. Gebruik de onderstaande informatie om je brief op te stellen.

Informatie over SHEIN:
Milieu-impact: SHEIN produceert kleding van synthetische materialen zoals polyester, wat schadelijk is voor het milieu.
Arbeidsomstandigheden: Werknemers in SHEIN-fabrieken werken vaak lange uren voor weinig geld en onder slechte omstandigheden.
Giftige stoffen: Sommige kledingstukken van SHEIN bevatten schadelijke chemicaliën die gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid.

Slide 8 - Slide

Klachtenmail SHEIN
Structuur van de klachtenmail:

1. Aanhef:
Begin met een formele aanhef.


2. Inleiding:
Stel jezelf kort voor en leg uit waarom je schrijft.
3. Kern
Beschrijf de specifieke problemen die je hebt geconstateerd. Ondersteun je punten met feiten en cijfers. 

4. Slot:
Geef aan wat je verwacht van het bedrijf om de duurzaamheid van uw producten te verbeteren.


5. Afsluitende zin + slotgroet:




Slide 9 - Slide

- Afsluiting -
Hoe heeft deze les je kijk op bedrijven als SHEIN veranderd?


Slide 10 - Open question

Thema B Leefwereld


Welkom klas 3KDZ
Ga zitten volgens plattegrond

Startopdracht:
Je krijgt een geschreven mail van een klasgenoot. Beoordeel de mail m.b.v. het beoordelingsformulier.
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1. Cursus 7 werkwoordspelling
2. Lesdoelen
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 12 - Slide

  • Je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooide deelwoord juist spellen.
Lesdoelen

Slide 13 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp (EV/MV) en kan in zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd staan. 

Je vindt de persoonsvorm door:
  • De tijdproef uit te voeren (verander de tijd)
  • De vraagproef uit te voeren.
    Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm.
VB: Jan eet een appel - Eet Jan een appel?
Jan at een appel.

Slide 14 - Slide


Benoem de persoonsvorm van onderstaande zinnen:
1. Onze buurvrouw verbouwt haar huis zelf.
2. Hoeveel bloemen heb jij geplant?
3. De gastheer van het restaurant heette de klanten die binnenkwamen welkom.
4. Er zijn gisteren leerlingen geschorst door de directeur.
5. Jarno vindt voetbal een leuke sport.

Slide 15 - Open question

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is het werkwoord dat aangeeft dat iets is afgelopen

Je herkent het voltooid deelwoord aan: 
  • De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
  • Er staat ge-, be-, ont- of ver- voor het werkwoord.
  • Het werkwoord geeft aan dat iets/het is afgelopen. 

Slide 16 - Slide


Benoem de voltooid deelwoorden uit de onderstaande zinnen:
1. Raad eens wat er vandaag is gebeurd.
2. Ik heb de beschimmelde kaas maar weggegooid.
3. Waarom heb jij die gele aansteker niet bewaard?
4. Mijn ouders verhuizen onze spullen vandaag naar het nieuwe huis.
5. Bladluis wordt vaak met water en spiritus bestreden.

Slide 17 - Open question

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij 

jij 

hij/zij/het 

meervoud 
ik-vorm/stam

ik-vorm + t

ik-vorm + t

'infinitief' 
fiets      word      loop 

fietst    wordt      loopt

fietst     wordt      loopt

fietsen  worden  lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.

Slide 18 - Slide

Vul bij iedere zin de juiste vorm van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd in:

1. Mijn ouders ............................. (afspreken) met mijn oma.
2. De groep studenten ............................. (vinden) dat de docent geen fijne uitleg ............................. (geven).
3. ............................. (horen) je wel wat je zegt?
4. ............................ (begrijpen) je vader het probleem?
5. Sanne ............................. (worden) morgen 18 jaar.

Slide 19 - Open question

Persoonsvorm VT
Twee soorten werkwoorden:
  1. Klankveranderende werkwoorden De onregelmatige werkwoorden moet je kennen. Er komt in de verleden tijd nooit meer een -t of -d achter!
    Word > werd
  2. Werkwoorden +te(n) of + de(n)

    Bij regelmatige werkwoorden moet je bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden. Gebruik daarvoor 't ex Kofschip.


Slide 20 - Slide

Persoonsvorm VT
  • Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 't ex kofschip.
  • 't ex kofschip is eigenlijk een trucje om de stemloze medeklinkers te kunnen onthouden.


  • Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't ex kofschip?
  • wel > ik-vorm + te(n)
  • niet > ik-vorm + de(n) 


Slide 21 - Slide

Vul bij iedere zin de juiste vorm van de persoonsvorm in verleden tijd in:

1. Mijn ouders ............................. (wachten) gisteren twee uur voordat zij naar binnen ............................. (mogen).
2. Hij ............................. (fronsen) zijn wenkbrauwen toen zij zo ............................. (binnenkomen).
3. Sanne en Daan ............................. (plonzen) gelijk in het water toen ze bij het zwembad ................... (arriveren).
4. Messi ............................. (vergroten) zijn kans op scoren.
5. Hij ............................. (branden) zijn hand tijdens het kerstdiner.

Slide 22 - Open question

Voltooid deelwoord 
Twee soorten werkwoorden:
  1. Klankveranderende werkwoorden (sterke werkwoorden). Deze moet je kennen.
    lopen > gelopen, lezen > gelezen

  2. Voltooid deelwoord op -t of -d (zwakke werkwoorden).Om te bepalen of er een -t of -d achter het werkwoord staat, gebruik je
    't ex kofschip. Je kan ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord. 


Slide 23 - Slide

Vul bij iedere zin de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

1. Wij zijn gisteren ................................ (bellen) door de directeur.
2. Je bent in elk geval goed ................................ (verzekeren)!
3. Hoe is het mogelijk dat jij wel je cijfer hebt ................................ (krijgen)?
4. Het gebeurt wel vaker dat hij verkeerd wordt ................................ (aanmelden).
5. Is dat écht wat er is ................................ (gebeuren)?

Slide 24 - Open question

Aan het werk
Wat?
Cursus 7 Spelling , §8 Herhaling leerjaar 2KGT
In je online boek. Je maakt alle opdrachten bij deze paragraaf.
Hoe?
Je mag zachtjes overleggen. 
Hulp
De 4B's, theorie in je boek of 
het vraagteken.
Tijd
Timer.
Klaar?
Laat het controleren door de docent.
timer
15:00

Slide 25 - Slide