This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Leesvaardigheid
Tips en signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Algemene tips leesvaardigheid
Oefen zoveel mogelijk
Zoek uit, waarom het antwoord dat je gaf onjuist was. Daar leer je veel meer van voor de volgende keer!
Teksten gaan over de wereld om je heen. Zorg dat je veel te weten komt over de wereld waarin je leeft. Dus volg het nieuws, kijk naar nieuws- en actualiteitenprogramma's op TV en internet.
=> zoek naar de Grote Lijn!!!
Slide 2 - Slide
Het woordenboek- voor en nadelen
Weet hoe je woordenboek werkt!
Een woord opzoeken kost ca. 1 minuut. 30 woorden opzoeken.....
Hoe meer woorden je kent, hoe minder je hoeft op te zoeken!
Slide 3 - Slide
Woordbetekenissen raden
Vaak kun je uit de context al een globale betekenis afleiden. In de opsomming "giraffen, olifanten, krodillen en XXXXXX" weet jij dat XXXXXX ook een exotisch dier moet zijn.
Lijkt het woord op het Nederlands? Of op een woord uit een andere vreemde taal? bijvoorbeeld: gesprek - Gespräch
Knip het woord in stukjes: Misschien ken je al enkele stukjes van het woord: bijv. vierteilige = vier-teil-ige = vier-deel-ige
Spreek het woord in gedachten uit: Soms "hoor" je dan dat het op het Nederlands lijkt. Bijvoorbeeld: het Duitse woord "Flut" spreek je uit als [floet], dat lijkt al veel op de betekenis 'vloed'.
Slide 4 - Slide
Tips meerkeuzevragen
Meestal zijn er van de antwoorden 1 of 2 onzin. De andere 1 of 2 andere lijken erg op elkaar.. Meestal is "wegstrepen" en telkens heen en weer kijken tussen tekst en vraag de manier.
Probeer bij een meerkeuze vraag niet meteen de antwoorden te lezen, maar probeer aan de hand van de test zelf eerst een antwoord te bedenken. Check dat antwoord dan met de antwoorden in de meerkeuzevraag.
Kijk uit: Vaak staan er antwoorden tussen die op zich best kloppen, maar die niet het antwoord op de vraag zijn.
En soms moet je het minst slechte antwoord kiezen!
Slide 5 - Slide
Wat moet je doen als je ontzettend twijfelt?
Schrijf in ieder geval een voorlopig antwoord op en zet een kruisje bij de vraag.
Maak het examen verder af en ga dan terug naar de vraag met het kruisje.
Slide 6 - Slide
Tekstsoorten 1
Als er om een tekstsoort wordt gevraagd, herken je dat aan de volgende zaken:
Krantenartikel/nieuwsbericht:
smalle stukken tekst, grote kop, plaatsnaam dikgedrukt en
in hoofdletters en de datum. Formeel geschreven.
Advertentie:
meerdere advertenties, korte teksten, meestal met een naam en
telefoonnummer waar je je kunt melden.
Slide 7 - Slide
Tekstsoorten 2
Reclame:
plaatjes, prijzen enz.
Samenvatting:
korte versie van een groot geheel (denk aan vragen zoals: wie, wat, waar,
waarom en hoe?
Fragment uit een dagboek:
in de 'ik-vorm' geschreven.
Slide 8 - Slide
Specifieke examenvragen:
Waarom- Vraag
Staat er 'waarom' in de vraag? Ga op zoek in de tekst naar een van de volgende woorden: weil, deshalb, deswegen, darum of denn.
Meedere antwoorden
Als er om meerdere antwoorden worden gevraagd, ga op zoek naar een opsomming: komma's, het woord und, dazu, aber auch, enz.
Slide 9 - Slide
Leesvaardigheid
Belangrijke/signaal woorden
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Opsomming
auch - ook
und - en
außerdem - bovendien
sowie - ook, alsmede
nicht nur... ...sondern auch - niet alleen... ...maar ook