Quiz (koude oorlog)

Quiz (koude oorlog)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quiz (koude oorlog)

Slide 1 - Slide

Was Hitler een dictator?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog is van:
A
1944-1948
B
1914-1918
C
1939-1945
D
1950-1955

Slide 3 - Quiz

Na de Tweede Wereldoorlog waren de twee grootmachten...
A
Frankrijk en Engeland
B
Frankrijk en Amerika
C
Sovjet-unie en Amerika
D
Amerika en Engeland

Slide 4 - Quiz

Noem twee redenen waarom na de Tweede Wereldoorlog Amerika en Rusland ervoor kozen om andere landen te 'dwingen' hun kolonies af te staan..

Slide 5 - Open question

Na de Tweede Wereldoorlog werden veel landen onafhankelijk. Wat betekent dat?
A
Landen hadden recht op zelfbestuur.
B
Landen mochten zelf hun eigen wetten en regels bepalen.
C
Andere landen mogen niet meer de baas zijn over hun.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 6 - Quiz

Welk werelddeel had tijdens de Tweede Wereldoorlog de meeste kolonies?
A
Europa
B
Azië
C
Japan
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST

Slide 7 - Quiz

Wie was Sokarno?
A
Een nationalist die een onafhankelijk Indonesië wilde.
B
Hij wilde dat Nederland de baas bleef in Indonesië.
C
Beide antwoorden zijn JUIST

Slide 8 - Quiz

Waarom ontstond er een Westblok en een Oostblok?
A
Amerika vond het kapitalisme belangrijk en Sovjet-Unie het communisme.
B
Beide waren ze het er niet mee eens over hoe een land bestuurd moet worden.
C
Antwoord A en B zijn JUIST
D
Antwoord A en B zijn ONJUIST

Slide 9 - Quiz

Communisme
Kapitalisme

Slide 10 - Drag question

Een planeconomie betekent ...
A
Een meerjarenplan van de overheid om goederen te produceren.
B
Een eindejaarsuitkering volgens de plan-CAO.
C
Een plan om de economie te laten draaien op vraag en aanbod.
D
Alle antwoorden zijn JUIST

Slide 11 - Quiz

Wat is een planeconomie?
A
Mensen maken hun eigen plannen voor hun bedrijven.
B
De overheid vertelt wat bedrijven moeten produceren en hoeveel.
C
Een economie waarin de overheid advies geeft over de productie.
D
Een economie waarin jij je eigen vakanties kan inplannen.

Slide 12 - Quiz

Planeconomie
A
Overheid regelt niets.
B
Overheid regelt een beetje.
C
Overheid regelt bijna alles.
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST.

Slide 13 - Quiz

Wat is een vrijemarkteconomie?
A
Bedrijven produceren producten waar vraag naar is.
B
Een economie waarin alleen de overheid bedrijven kan opzetten.
C
Een economie waarin de overheid bepaalt wat en hoeveel je mag maken.
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST.

Slide 14 - Quiz

Het begrip 'vrijemarkteconomie' (vrijheid om een eigen bedrijf te starten) hoort bij.
A
Kapitalisme
B
Communisme
C
Beide ideologieën

Slide 15 - Quiz

Wat hoort er niet bij?
A
Communisme
B
Vrijheid
C
Vrijemarkteconomie
D
Kapitalisme

Slide 16 - Quiz

Wat is het kapitalisme?
A
Het streven naar zoveel mogelijk winst.
B
Het streven naar zoveel mogelijk kolonies.
C
Het streven naar zoveel mogelijk macht.
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST.

Slide 17 - Quiz

Koninkrijk de Nederlanden
Japan
Sint-Eustatius
Sint-Maarten
Belgie
Bonaire
Saba
Curaçao
Aruba
Nederland

Slide 18 - Drag question