Oefentoets 2.1

Oefentoets 2.1
Let op dat je bij de open vragen geen spelfouten maakt, het systeem rekent het anders fout. 
Er staat bij de open vragen altijd of je antwoord enkelvoud of meervoud moet zijn.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefentoets 2.1
Let op dat je bij de open vragen geen spelfouten maakt, het systeem rekent het anders fout. 
Er staat bij de open vragen altijd of je antwoord enkelvoud of meervoud moet zijn.

Slide 1 - Slide

Schedel
Onderkaak
Sleutelbeen
Borstbeen
Ribben
Opperarmbeen
Wervelkolom
Heupbeen
Ellepijp
Spaakbeen
Handwortelbeentjes
Middenhandsbeentjes
Vingerkootjes
Dijbeen
Knieschijf
Voetwortelbeentjes
Teenkootjes
Scheenbeen
Kuitbeen

Slide 2 - Drag question

Hoeveel lendenwervels hebben wij?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

Hoeveel halswervels hebben wij?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 4 - Quiz

Hoeveel borstwervels hebben wij?
A
10
B
12
C
14
D
16

Slide 5 - Quiz

Hoeveel kootjes zitten er in 1 duim?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 6 - Quiz

Hoeveel functies heeft het skelet?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 7 - Quiz

Noem 1 van de functies van het skelet.

Slide 8 - Mind map

Wat zit er in de holle ruimte van een bot?

Slide 9 - Open question

Welke stof verdwijnt er uit een bot als ik het verbrand?

Slide 10 - Open question

Welke stof verdwijnt er uit een bot als ik het in zuur leg?

Slide 11 - Open question

Hoe noemen we 1 langwerpig rond bot? (enkelvoud)

Slide 12 - Open question

Welke stof zit er veel in kraakbeen?
A
Beencellen
B
Lijmstof
C
Kalk

Slide 13 - Quiz

Wat zit er aan het einde van pijpbeenderen zodat kinderen kunnen groeien? (meervoud)

Slide 14 - Open question

Hoe noemen we het proces waarbij kraakbeencellen omgezet worden in beencellen? (enkelvoud)

Slide 15 - Open question

Wat zit er tussen 2 wervels en helpt bij het opvangen van schokken? (meervoud)

Slide 16 - Open question

Een koe is een:
A
Topganger
B
Teenganger
C
Zoolganger

Slide 17 - Quiz

De mens is een:
A
Topganger
B
Teenganger
C
Zoolganger

Slide 18 - Quiz

Een kat is een:
A
Topganger
B
Teenganger
C
Zoolganger

Slide 19 - Quiz

Een schaap is een:
A
Topganger
B
Teenganger
C
Zoolganger

Slide 20 - Quiz

Wat zit er in het wervelgat? (enkelvoud)

Slide 21 - Open question

Einde!!

Slide 22 - Slide