hst 6 paragraaf 1 deel 2 "wet van ohm"

hst 6.1 deel 2 "wet van ohm"
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hst 6.1 deel 2 "wet van ohm"

Slide 1 - Slide

vandaag
Filmpje over de wet van Ohm
uitleg

Slide 2 - Slide

Leerdoel
  • Na deze les kan je met behulp van de formule  R= U / I de weerstand uitrekenen.

Slide 3 - Slide

Het lampje staat 3, 4 en 5 staan
A
Parallel aan elkaar
B
In serie met elkaar

Slide 4 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...
A
zekering
B
weerstand
C
spanningsmeter
D
stroommeter

Slide 5 - Quiz

De grootheid van spanning kort je af met ?
A
U
B
I
C
V
D
A

Slide 6 - Quiz

0,2 kW =
A
0,0002 W
B
2 W
C
200 W
D
2000 W

Slide 7 - Quiz

Er is een zekering doorgeslagen, wat is een mogelijke oorzaak?
A
overbelasting
B
Piet zit aan de aardleiding
C
kapotte lamp
D
de nul draad is kapot

Slide 8 - Quiz

Ring 1 = geel, ring 2 = rood,
ring A = oranje, ring B = zilver

Slide 9 - Open question

Hoeveel ringen heeft een weerstand?
A
3 of 4
B
4 of 5
C
5 of 6
D
6 of 7

Slide 10 - Quiz

De laatste ring (B) geeft de .... weer
A
getal
B
aantal nullen
C
nauwkeurigheid

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Symbool weerstand
Hoe teken je een weerstand in een schakelschema? 

Je gebruikt het symbool in het plaatje hiernaast. 

Slide 13 - Slide

Weerstand
Allerlei stoffen zoals in de afbeelding hiernaast remmen de elektronen maar een beetje af. 
Ze bieden een beetje weerstand tegen de beweging van de elektronen. 
Deze stoffen worden weerstanden genoemd.
Hoeveel de elektronen worden tegenhouden noemen we elektrische weerstand.
Weerstand is hoe makkelijk of hoe moeilijk de elektronen door een materiaal heen bewegen.

Slide 14 - Slide

Wet van Ohm
De elektrische stroomsterkte hangt af van twee dingen:
  • de spanning 
  • de weerstand. 

Spanning kun je vergelijken met de kracht waarmee de elektrische deeltjes vooruit geduwd worden. 

Hoe hoger de spanning, hoe groter de stroomsterkte. 

Hoe groter de weerstand, hoe lager de stroomsterkte. 

Slide 15 - Slide

Wet van Ohm

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Weerstand berekenen
Weerstand kun je berekenen.
Daarvoor moet je de volgende begrippen kennen:

  • R= Weerstand in ohm 
  • U = spanning in volt
  • I = stroomsterkte in ampere

Je gebruikt dan de wet van Ohm, om de weerstand uit te rekenen, die is weergegeven in de formule.                          of                            (de formules zijn hetzelfde)
R=IU
U=RI

Slide 19 - Slide

Wet van Ohm

Slide 20 - Slide

Weerstand
De SI eenheid voor elektrische weerstand is Ohm.

Het symbool hiervoor is: Ω

We zeggen dus bijvoorbeeld:
Een weerstandje kan een weerstand hebben van 20 ohm. 

Slide 21 - Slide

Omrekenen

Slide 22 - Slide

Wat is de spanning over de weerstand?

Slide 23 - Slide

Stappen
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule
4. Berekening
5. Antwoord +eenheid

Slide 24 - Slide

Uitwerking opdracht 1

Slide 25 - Slide

Opdracht 2

Slide 26 - Slide

Uitwerking opdracht 2
Gegevens:
I = 1,2 A
R= 15 Ohm

Gevraagd:
U

Oplossing:
U = I x R
U = 1,2 x 15
U = 18 V

Slide 27 - Slide

Wat is de weerstand als een lampje op 6V werkt en er een stroom van 200mA doorheen gaat?
A
60 ohm
B
0.06 ohm
C
30 ohm
D
0.03 ohm

Slide 28 - Quiz

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampère.
Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm

Slide 29 - Quiz

De eenheid van stroomsterkte is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm

Slide 30 - Quiz

Wat is de wet van Ohm
A
R = I/U
B
R = U/I
C
R = U.I
D
R = P/I

Slide 31 - Quiz

R is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 32 - Quiz

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 33 - Quiz

Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t

Slide 34 - Quiz

Spanning (U) = 12V
Stroom sterkte (I) = 0,5 A
Wat is de weerstand

A
R= U . I R= 12V x 0,5 A R= 6 ohm
B
R= I/U R = 0,5A / 12V R = 0,042 ohm
C
I = U / R I= 12V /12 ohm I= 1A
D
R = U/I R= 12V /0,5A R=24 ohm

Slide 35 - Quiz