Nederlands 5 sept t2c doel en hoofdgedachte

Nederlands

Nederlands
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Slide

Woord van de dag: Van je voetstuk vallen
A
van een verhoging vallen
B
plotseling beroemd worden
C
niet langer bewonderd/gerespecteerd worden
D
een moeilijke taak niet kunnen volbrengen

Slide 2 - Quiz

De held viel van zijn voetstuk.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
We herhalen wat tekstdoelen er zijn
We herhalen wat de hoofdgedachte is

Slide 4 - Slide

Tekstdoelen



Een schrijver heeft met een tekst altijd een bedoeling.


Bijvoorbeeld uitleggen 
hoe je voor een konijn
 moet zorgen.

Slide 5 - Slide

LEZEN

doel van een tekst


De bedoeling noemen we het doel van een tekst.
Blz 13 boek


Slide 6 - Slide

Welke drie tekstsoorten zijn er ook alweer?

Slide 7 - Open question

Welke tekstsoort heeft de meeste verschillende doelen?

Slide 8 - Open question

Noem een voorbeeld van een tekstdoel van een waarderende tekst

Slide 9 - Open question


Wat voor soort tekst is dit?
A
verhalende tekst
B
informerende tekst
C
waarderende tekst

Slide 10 - Quiz


Wat is het doel van deze tekst?
A
de lezer vermaken
B
persoonlijke ervaringen delen
C
de lezer iets verklaren/uitleggen

Slide 11 - Quiz

Lees de tekst.

Slide 12 - Slide

Wat voor soort tekst is dit?
A
instructies geven
B
iets verklaren of uitleggen
C
activeren

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
verhalende tekst
B
informerende tekst
C
waarderende tekst

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
instructies geven

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
zaken beschrijven
B
instructies geven
C
activeren
D
uitleggen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
beoordelen
C
uitleggen
D
vermaken

Slide 20 - Quiz

Je weet nu
Welke tekstdoelen je tegen kunt komen.

Slide 21 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte
Hoofdgedachte = boodschap van de tekst

Slide 22 - Slide

Hoofdgedachte

Wat is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen over het onderwerp van de tekst? --> hoofdgedachte

 Een hoofdgedachte bestaat uit één zin.

Onderwerp + belangrijkste informatie = Hoofdgedachte


Slide 23 - Slide

Wat is een hoofdgedachte?
A
Een hoofdgedachte is altijd een vraag
B
Een hoofdgedachte is een samenvatting in meerdere zinnen
C
Een hoofdgedachte is een samenvatting in één zin
D
Een hoofdgedachte is iets wat je in je hoofd denkt

Slide 24 - Quiz

Is de zin een voorbeeld van een onderwerp of een hoofdgedachte?
timer
1:00
Onderwerp
Hoofdgedachte
Franse kazen en Duitse worsten
De middeleeuwen door de ogen van een boerenknecht
De belasting op vliegtickets moet omhoog.
De nieuwste film van Jared Leto is de moeite waard.
De hoofdgedachte van een tekst

Slide 25 - Drag question


Wat is de hoofdgedachte?
Wat is het onderwerp?
A
vondst vogelspin
B
Albert Heijn
C
Druiven
D
Arnhem

Slide 26 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide


wat is het onderwerp
A
schoonheidsbehandeling met zalmsperma
B
Miley Cyrus
C
schoonheidsbehandeling
D
zalmsperma

Slide 29 - Quiz

en de hoofdgedachte?
A
Celebrity's laten hun huid inspuiten met zalmsperma als schoonheidsbehandeling
B
Steeds meer celebrity’s proberen allerlei bijzondere schoonheidsbehandelingen om hun huid te verbeteren.
C
Celebrity's eten elke dag zalm om een gladdere huid te krijgen.

Slide 30 - Quiz

We hebben behandeld
tekstdoelen
hoofdgedachte

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link