TopTaal A0A1 23 september

• NT2
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Wat gaan we vandaag doen?

- De woorden van thema 8 oefenen

- De voorzetsels oefenen

- de scheidbare werkwoorden herhalen

- een spreekoefening doen over een Nederlandse schilder

De woorden van thema 8 oefenen

Een hond, die veel ......................, is heel ........................

1. baby, blaft
2. sterk, blaffen
3. blaft, irritant
4. opvoedt, inderdaad

Het orkest ................. heel goed in de concertzaal.

1. klinkt
2. sterk
3. zacht
4. zwaar

Vind jij dat leuk? Het is ..................... heel grappig!

1. aardig
2. inderdaad
3. sinds
4. lachen

fijn = .........................

1. laatst
2. meteen
3. de rest
4. prettig

Ik vind pizza ......... lekker als pasta.

1. even
2. meer
3. groter
4. zelfs

Ik heb een mail naar de manager gestuurd. Nu wacht ik op haar ...................

1. plezier
2. reactie
3. profiel
4. lelijk

De baby ....................... maar ik weet niet waarom.

1. beter
2. huilen
3. huilt
4. goed

We wonen in een flat maar we willen ..................... met een tuin.

1. een rijtjeshuis
2. een kerk
3. een gemakkelijk
4. een groen

Is ..................... een w.c. in het gebouw?

1. missen
2. er
3. meteen
4. super

De docent ........................ de namen van de cursisten.

1. klok
2. stelt
3. schoonmaakt
4. noteert

Leonard woont in Nederland ....................... 2012.

1. naar
2. sinds
3. van
4. op

De leerlingen schreeuwen allemaal. Dat is toch niet ...................?

1. jong
2. klinkt
3. normaal
4. hard

Jij ........... jouw kinderen goed op.
(opvoeden)

Maak jij de badkamer ........................? (schoonmaken)

De derde maand van het jaar is ..........................

Naar welke school gaan kinderen van 4 t/m 12? Ze gaan naar de .....................

De opa is oud, maar zijn kleinzoon is ...................

Het tegenovergestelde van "hard" is ..........................

De eerste dag na het weekend is .....................

Voorzetsels

De leerlingen zijn boos ............. de docent.

1. van
2. voor
3. op
4. naar

We wachten ...................... de bus.

1. op
2. van
3. uit
4. boven

....... vijftig jaar gaat het theater dicht.

1. Onder
2. Tussen
3. Voor
4. Na

We praten ..................... de ober over de menukaart.

1. met
2. van
3. over
4. in

We spreken ................. 19.30 uur af bij het restaurant.

1. op
2. om
3. van
4. tot

Er woont hier niemand meer ................. 2019.

1. voor
2. tot
3. sinds
4. aan

De toeristen schrikken ................ de krokodillen.

1. met
2. op
3. tot
4. van

Dylan stopt ....................... roken.

1. over
2. met
3. door
4. tot

Gefeliciteerd ................... de geboorte van jullie dochter!

1. onder
2. met
3. voor
4. van

Scheidbare werkwoorden

- los van elkaar?

of

- aan elkaar?

Je schrijft scheidbare werkwoorden apart als:

De zin in de tegenwoordige tijd staat

óf

De zin in de gebiedende wijs staat

DUS:

Diana kleedt de kinderen aan. (aankleden)

Maak je huiswerk af! (afmaken)

Je schrijft een scheidbaar werkwoord aan elkaar als:

er twee werkwoorden in de zin staan

Bijvoorbeeld:

In de voltooide tijd

Diana heeft de kinderen aangekleed.

Met een modaal werkwoord, gaan of komen

De leerlingen moeten hun huiswerk afmaken.

De leerlingen gaan jun huiswerk afmaken.

Mijn zus op heeft zich heeft gemaakt. (opmaken)

Goed

fout

Sinterklaas klimt het dak op. (opklimmen)

goed

fout

De studenten willen zich voorbereiden op het examen. (voorbereiden)

goed

fout

Schoonmaak je kamer! (schoonmaken)

goed

fout

De automobilist door is gereden na het ongeluk. (doorrijden)

goed

fout

Wil je de deur ....................? (dichtdoen)

Waarom zijn jullie ...................? (doorlopen)

................. je nu in voor de cursus!

De zon schijnt, dus ................. je goed in! (insmeren)

Ik wil niet met haar ....................... (samenwerken)

Onze ouders hebben de oude kleren ..................... (weggooien)

We kijken naar wat beroemde schilderijen van Nederlandse schilders.

Wat zie je??