Herhaling 1.1 tot en met 1.4

1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is de bedoeling
Turf per paragraaf de hoeveelheid foutjes die je hebt gemaakt. 

Slide 2 - Slide

1.1 organismen indelen

Slide 3 - Slide


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

Je mouwen worden kort.
A
Ademen
B
Uitscheiden
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 4 - Quiz


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

De zeeleeuwen krijgen vissen als middagmaal.
A
Voeden
B
Ademen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 5 - Quiz

Wanneer is een dier van dezelfde soort?

Slide 6 - Open question

plantencel
dierlijke cel
schimmelcel
bacterie

Slide 7 - Drag question

Een afdeling van het dierenrijk?
Eencelligen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

hoeveel dierenrijken zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Wat is geen afdeling van het dierenrijk?
A
Geleedpotigen
B
Sponzen
C
Slakken
D
Weekdieren

Slide 10 - Quiz

Wat is geen afdeling van het dierenrijk?
A
Geleedpotigen
B
Wormen
C
Sponzen
D
Slakken

Slide 11 - Quiz

Wat is determineren?

Slide 12 - Open question

Rijk
Afdeling 
Klasse
Orde
Geslacht
Soort
Familie

Slide 13 - Drag question

1,2 Het planten rijk

Slide 14 - Slide

Wat is een weefsel?

Slide 15 - Open question

Noem drie organen van een plant.

Slide 16 - Open question

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 17 - Drag question

Hoe kan het dat kruidachtige planten toch recht op kunnen staan?
A
Dat komt doordat de zon hen omhoog laat staan om aan fotosynthese te kunnen doen
B
Dat komt omdat ze weinig water hebben en daardoor hun cellen doodgaan en uithollen, dit zorgt voor een stevige holte waarop ze steunen.
C
Als ze veel water hebben nemen ze dit op in hun cellen en de vacuole en celwand samen zorgen voor veel druk van binnenuit.
D
Er was ooit een heks en die heeft haar toverstafje gezwaaid en daardoor staan alle planten rechtop.

Slide 18 - Quiz

Algen zijn planten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

1.3: Dierenrijk

Slide 20 - Slide

Welke onderdelen tref je zowel aan in een plantaardige cel als een dierlijke cel? Sleep deze onderdelen naar het gele vak.
Deze onderdelen zitten zowel in een plantaardige cel als een dierlijke cel
Celwand
Celmembraan
Cytoplasma
Bladgroenkorrels
Celkern
Vacuole

Slide 21 - Drag question

Zet in volgorde van groot naar klein. 
Organisme
Cel
Orgaan
Orgaanstelsel
Organel
Weefsel

Slide 22 - Drag question

Wat is een orgaanstelsel?

Slide 23 - Open question

Inwendig of
uitwendig skelet?
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 24 - Quiz

Inwendig of
uitwendig skelet?
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 25 - Quiz

Inwendig of
uitwendig skelet?
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 26 - Quiz

Inwendig of uitwendig skelet?
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 27 - Quiz

Hier zie je het kleinste en het grootste dier, wat heeft het grootste dier wel wat het kleinste dier niet heeft?
Hier zie je het kleinste en het grootste dier, wat heeft het grootste dier wel wat het kleinste dier niet heeft?
A
Organellen
B
Organen
C
Orgaanstelsels
D
Meerdere cellen

Slide 28 - Quiz

Hier zie je een cel van het dijbeen. Van welk orgaanstelsel is dit een onderdeel?
A
Bottenstelsel
B
Benenstelsel
C
Beenderenstelsel
D
Spierstelsel

Slide 29 - Quiz

1,4: Schimmels en bacteriën

Slide 30 - Slide

Welke onderdelen zitten er in een schimmelcel? Sleep de goede antwoorden ernaar toe
schimmelcel
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 31 - Drag question

Bacterie
Schimmel

Slide 32 - Drag question

Welk onderdeel van een cel heeft een schimmel NIET?
timer
0:30
A
Celwand
B
Vacuole
C
Celmembraan
D
Bladgroenkorrel

Slide 33 - Quiz

Welke onderdelen hebben bacteriën en schimmels allebei?
A
Celkern en celwand
B
Celwand en bladgroenkorrels
C
Alleen een celkern
D
Alleen een celwand

Slide 34 - Quiz

Welk onderdeel is dit?
A
Hoed
B
Paddenstoel
C
Stengel
D
Spore

Slide 35 - Quiz

Op welk moment begint de levenscyclus van een schimmel?
A
Op het moment dat de sporen van de papa losgelaten zijn.
B
Op het moment dat de sporen schimmeldraden beginnen te vormen.
C
Als er een volledige zwamvlok is onder de grond.
D
Als er een paddenstoel boven de grond komt.

Slide 36 - Quiz